De Engelenhiërarchieën als scheppers van mens en aarde 

Margarete van den Brink

In het artikel De schepping, toeval of bedoeld? beschreef ik twee verschillende houdingen of opvattingen ten aanzien van de ontwikkeling van de mens.

De ene, de darwinistische, zegt dat de menselijke evolutie een proces is dat geheel en al bij toeval vanuit een 'oerknal', een 'big bang', is ontstaan. En geen enkel doel kent, laat staan een schepper.

De andere houding ziet daarentegen in de schoonheid en wijsheidvolle ordening die we in de natuur, in het planten- en dierenrijk en in het menselijk lichaam en diens denken tegenkomen, juist de uitdrukking van de werkzaamheid van een hogere geestelijke macht. Een hogere macht die ook de schepper is. De vraag die ik mij stelde was: zouden beide opvattingen die zo diametraal tegenover elkaar staan, elkaar kunnen vinden in één gemeenschappelijke visie?

Vóórdat ik op die vraag inga, wil ik in dit artikel eerst vertellen welke opvattingen het esoterisch christendom heeft over de schepping van mens en aarde.

Alles is uit vuur voortgekomen

Volgens het esoterisch christendom is alles wat wij tegenwoordig op aarde als harde, stevige materie tegenkomen, verdicht vuur of verdichte warmte. Want alles wat we met onze ogen kunnen zien en met onze handen kunnen beetpakken is - via verschillende fasen - uit een oertoestand van vuur of warmte ontstaan.
De evolutie van ons zonne- of planetenstelsel, zo zegt de esoterische traditie, begon in een toestand van vuur of warmte. Daaruit kwam het element van de lucht voort. Uit de lucht ontstond het vloeibare element. En uit het vloeibare, waterachtige element uiteindelijk de vaste materie die wij nu kennen. Alle vier elementen treffen we ook nu nog op aarde aan. Kijk maar naar ons fysieke lichaam. Onze botten bestaan uit stevige materiestof. Onze ademhaling bevat het element lucht. Het vloeibare element komen we tegen in de sappen van ons lichaam zoals die van de spijsvertering. Terwijl we het vuur of warmte element, de substantie uit de oudste tijden, in de warmte van ons bloed aantreffen. Daardoor brengt ons lichaam zélf warmte voort.

Die hele ontwikkeling vanuit het oerkosmische vuur via het gasvormige en vloeibare naar de huidige vaste materie, wordt binnen de esoterische traditie het duidelijkst beschreven door Rudolf Steiner. In voordrachtenseries die hij in de vorige eeuw over dit onderwerp hield laat hij op magistrale wijze zien hoe onvoorstelbaar groots en verheven wij dit evolutie- of scheppingsproces van ons zonnestelsel en daarmee van mens en aarde moeten voorstellen willen we werkelijk waarheid vinden. Hieronder geef ik in grote lijnen daarvan een heel klein gedeelte weer.

Het ontstaan van ons zonnestelsel

Hoe ontstaan zonnestelsels? En hoe is óns zonnestelsel en onze aarde ontstaan?
De esoterische traditie vertelt dat het idee of het plan voor een nieuw planeten- of zonnestelsel altijd voortkomt uit de allerhoogste Godheid, de Triniteit. De Triniteit, de drievoudige Godheid, ontmoeten we in vrijwel alle volken en religies. Denk maar aan Brahma, Shiva en Vishnoe in het Hindoeisme, aan Osiris, Isis en Horus in de oude Egyptische religie, en aan Vader, Zoon (Woord) en Heilige Geest in het Christendom.

Om dit plan op verschillende bewustzijnslagen te kunnen uitvoeren heeft de goddelijke Drie-eenheid de inzet en werkzaamheid nodig van een groot aantal andere goddelijk-geestelijke wezens. Deze goddelijk-geestelijke wezens die het scheppingsplan van de Triniteit helpen realiseren worden de Engelenhiërarchieën genoemd, of kortweg 'de Hiërarchieën'. Zij zijn het die in opdracht van de Drie-eenheid via verschillende fasen van ontwikkeling het zonnestelsel en onze aarde naar onze huidige toestand hebben gebracht.

De kosmische hiërarchieën

Onderstaand een overzicht van de verschillende rangen waaruit de kosmische hiërarchieën bestaan
en de namen waarmee ze in het Grieks, het Latijn, in de bijbel of in de westerse esoterie worden aangeduid.

De eerste hiërarchie (de hoogste)

  1. Serafijnen - Geesten van de Liefde
  2. Cherubijnen - Geesten van de Harmonie
  3. Tronen - Geesten van de Wil

De tweede hiërarchie

  1. Kyriotetes
    Heerschappijen/Dominationes - Geesten van de Wijsheid – Wereldleiders
  2. Dynameis
    Krachten/Virtutes - Geesten van de Beweging - Wereldkrachten
  3. Exousiai/Elohim
    Machten/Potestates - Geesten van de Vorm - Openbaarders

De derde hiërarchie

  1. Archai
    Principatus - Geesten van de Persoonlijkheid - Oerkrachten - Geesten van het Oerbegin, Tijdgeesten
  2. Archangeloi - Aartsengelen, Vuurgeesten
  3. Angeloi - Engelen

De onderste laag van deze hiërarchische geestelijke wezens, de Engelen, staan het dichtst bij de mensen. De hoogste, de Serafijnen, de Cherubijnen en de Tronen, bevinden zich het dichtst van allen bij God of de Triniteit. In de westerse esoterie wordt van hen gezegd dat zij 'de onmiddelijke aanblik Gods genieten'. Van deze goddelijke (zo genoemd omdat ze zo hoog en verheven zijn) wezens namen in oerververleden tijd de Serafijnen de plannen voor ons zonnestelsel van de goddelijke Drie-eenheid in ontvangst. Dat moeten we niet letterlijk maar figuurlijk zien. Daarbij moeten we in gedachten houden dat dat wat we hier in mensenwoorden proberen te beschrijven van een omvang en een verhevenheid is die in wezen niet in mensentaal uit te drukken is.

Zeven fasen van ontwikkeling

De plannen die de Serafijnen van de Drie-eenheid in ontvangst namen, bevatten zeven stadia of fasen waarlangs ons planetenstelsel zich stap voor stap ontwikkelt. In de westerse esoterie worden die fasen Saturnus, Zon, Maan, Aarde, Jupiter, Venus en Vulcanus genoemd. Met die namen zijn niet de huidige planeten bedoeld, maar bepaalde ontwikkelingstoestanden van ons zonnestelsel in het verleden, het heden en de toekomst.
Om het onderscheid met onze tegenwoordige zon en planeten duidelijk te maken worden deze vroegere toestanden in de esoterische kennis ook 'Oude Saturnus' genoemd, 'Oude Zon' en 'Oude Maan'.

De Cherubijnen, de goddelijk-geestelijke wezens van de tweede rangorde uit de eerste hiërarchie, hadden de taak de doelen en ideeën die de Serafijnen voor het nieuwe kosmische stelsel in ontvangst hadden genomen vanuit hun hoge wijsheid uit te werken en om te zetten in uitvoerbare plannen. De Tronen, de derde rang van boven van de hiërarchieën, hadden op hun beurt de opgave om de verheven kosmische gedachten die de Serafijnen van de hoogste Godheid ontvangen hadden, en die de Cherubijnen vanuit wijsheid verder hadden doordacht, werkelijkheid te laten worden, concreet te maken.

Behalve de goddelijke wezens uit de eerste hiërarchie, de Serafijnen, Cherubijnen en de Tronen, werkten ook wezens mee uit de tweede hiërarchie: de Kyriotetes of Heerschappijen.

De Kyriotetes of Heerschappijen namen wat de Tronen vanuit het universum naar beneden zonden op en ordenden het zo dat er harmonie kon ontstaan tussen de planeet die op dat moment aan het ontstaan was, Saturnus, en het universum als geheel. Het binnenste van deze ontwikkelingstoestand moest namelijk zó geordend worden dat de processen die binnenin plaatsvonden geheel en al in overeenstemming waren met die van buiten.

Op hun beurt transformeerde de volgende rangorde van goddelijke wezens, De Dynameis of de Krachten, wat ontvangen werd weer verder. De Elohim of Geesten van de Vorm zorgden er voor dat dat wat volgens de opzet van het universum gebouwd werd voortbestond zolang dat nodig was en niet direct te gronde ging. De Elohim of Geesten van de Vorm worden daarom ook wel de instandhouders genoemd.

We kunnen zeggen dat de Kyriotetes of Heerschappijen de regelgevers waren, de Dynameis of Krachten de regelingen ten uitvoer brachten en de Elohim of Geesten van de Vorm ervoor zorgden dat behouden bleef wat de Dynameis hadden opgebouwd.

Zo werkten de van buitenaf inwerkende Serafijnen, Cherubijnen en Tronen van de eerste hiërarchie intensief samen met de geestelijke wezens van de tweede hiërarchie.

De Oude Saturnus toestand

De allereerste toestand van ons zonnestelsel en daarmee van de aarde, ontstond toen de goddelijke wezens van de eerste hiërarchie (Serafijnen, Cherubijnen en Tronen) op aanwijzing van de hoogste Drie-eenheid een bolvormige ruimte in de kosmos uitkozen en daar besloten te beginnen.

De Tronen trokken zich vervolgens tot één punt in het heelal samen en lieten in die bolvormige ruimte die voor het nieuwe planetenstelsel was bestemd, substantie van zichzelf uitstromen. Substantie die uit kosmisch vuur bestond. Dat 'offerden' zij, stonden zij af, omwille van het ontstaan van het nieuwe zonnestelsel.
Als wij met onze huidige ogen die oertoestand van de aarde hadden kunnen zien, hadden we niet kunnen waarnemen. Want in die oertoestand bestond geen lucht, geen licht, geen water en geen aardematerie. Er was kortom niets dat kon worden aangeraakt. Het allereerste hemellichaam bestond alleen uit warmte of vuur.

Met die oertoestand van warmte werd een begin gemaakt van een nieuw kosmisch stelsel, waar later, een voor een, de planeten én de zon tevoorschijn zouden komen. In die oersubstantie waren op velerlei manieren geestelijke wezens die tot de verschillende rangen van de Hiërarchieën behoorden, werkzaam.

Behalve de goddelijke wezens uit de eerste hiërarchie, de Serafijnen, Cherubijnen en de Tronen, waren dat ook wezens uit de tweede hiërarchie: de Kyriotetes of Heerschappijen.

Het bijzondere is dat al in deze oertoestand van warmte de eerste aanleg van wat later ons menselijke fysieke lichaam zou worden, werd gecreëerd. Aan die eerste aanleg van het fysieke lichaam werkten ook de Geesten van de Persoonlijkheid uit de derde hiërarchie mee.

Dit wordende mensenlichaam, dat toentertijd geheel en al uit warmte bestond, bevatte in kiem al de aanleg voor alle latere organen (!). Centraal stond daarin de aanleg en ontwikkeling van het hart.

Op een gegeven moment, toen bereikt was wat bereikt moest worden, loste de Oude Saturnus toestand weer op. Er trad er een kosmische rusttoestand in, 'pralaya' genoemd. Daaruit kwam een nieuwe ontwikkelingsfase voort, de Oude Zon.

De Oude Zon

In deze tweede fase ontstond een nieuwe formatie, een nieuwe evolutie.

Allereerst herhaalde zich de Oude Saturnustoestand. Toen begon, naar het midden toe, een tweede ontwikkeling. Die formeerde zich doordat de grote omtrek van de Oude Saturnustoestand – die zich uitstrekte tot waar hedentendage in ons zonnestelsel de planeet Saturnus te vinden is - zich tot Jupiter samentrok en compacter werd. Daardoor ontstond naast de warmtesubstantie van de Oude Saturnus, ook een warmtesubstantie in iets meer verdichte toestand. Archai, ook Geesten van de Persoonlijkheid of Oerkrachten genoemd, afkomstig uit de derde hiërarchie, vormden uit dit laatste nu aan de ene kant gas- of luchtvorige substantie en aan de andere kant licht. Lucht en licht, substanties die kenmerkend zijn voor de nieuwe fase. Ook de lichamen van deze Archai, Geesten van de Persoonlijkheid of Oerkrachten waren geweven uit vuur, lucht en licht. Door hen heen stroomde het licht de kosmos in.

In deze tweede oertoestand werkten de Kyriotetes of Heerschappijen van de tweede hiërarchie – in tegenstelling tot de vorige toestand - van buitenaf in, samen met de wezens van de eerste hiërarchie, de Serafijnen, Cherubijnen en Tronen.

Binnenin deze Oude Zonnetoestand werkten de Elohim/ Geesten van de Vorm en de Dynameis/ Geesten van de Beweging. Deze samenwerking tussen de hiërarchische geestelijke wezens die van buitenaf werkten en degenen die van binnenuit bouwden, leidde er toe dat deze gigantische massa van gas en licht ging draaien. Het draaien leidde er toe dat later meer planeten zich uit deze oermassa losmaakten en zelfstandig werden.

De Oude Zon is eveneens de planetaire toestand waarin aan het verder ontwikkelde fysieke lichaam, de allereerste aanleg van het etherlichaam werd toegevoegd.

Ook hier stonden goddelijk-geestelijke wezens: Kyriotetes of Geesten van de Wijsheid afkomstig uit de tweede hiërarchie, substantie van zichzelf af. Uit die substantie van deze Geesten van de Wijsheid werden met behulp van andere geestelijke wezens de basiselementen van het etherlichaam gevormd.

Tegelijkertijd ontstond – als het ware als een bijproduct – op de Oude Zon de allereerste aanleg van wat later de plantenwereld zou worden. Uiteraard nog geheel en al in een geestelijke vorm.

Weer kwam aan deze toestand een einde, ontstond er een pralaya, en vervolgens trad de derde toestand in.

De Oude Maan

In deze derde fase van ontwikkeling van ons zonnestelsel herhaalden zich eerst de voorgaande twee ontwikkelingsfasen, die van de Oude Saturnus met zijn vuur en warmte en die van de Oude Zon waarin lucht en licht werden toegevoegd. Vervolgens trad in de derde ontwikkelingsperiode opnieuw een verdergaande verdichting op. De tweede groep uit de hiërarchie van kosmische wezens, de Dynameis of Geesten van de Beweging, persten de massa van de oude Zon samen tot aan de grens die nu door de planeet Mars wordt aangegeven. Daardoor verdichtte een deel van het gas- of de luchtvormige van de Oude Zon zich tot het vloeibare, het waterachtige element. Daarmee werd in deze toestand van de evolutie aan het element van warmte en vuur, de lucht en het licht, het element van het waterachtige toegevoegd.

In deze ontwikkelingsfase gebeurde er iets heel nieuws en ingrijpends. Doordat een deel van de verdichte substantie naar buiten werd geworpen, viel de Oude Maantoestand uiteen en ontstonden er twee verschillende hemellichamen. Die splitsing was het gevolg van een strijd tussen twee verschillende klassen van de Dynameis. Processen in de kosmos zijn te vergelijken met wat er in gewone mensenlevens gebeurt. Waar wezens zich ontwikkelen zijn er altijd die voorop lopen en anderen die achterblijven. Zo ook op dit niveau.

De meer ontwikkelde groep Dynameis trok het zonnelichaam met zijn ijlere, fijnere substantie naar buiten, naar zelfstandigheid. Terwijl de meer achtergebleven Dynameis de maan vormden die om de zon heen ging draaien. De Maan, kwam onder regie van de achtergebleven Dynamis en de Zon onder die van de verder ontwikkelde Geesten van de Beweging.

Iets van deze strijd aan de hemel is volgens Rudolf Steiner terug te vinden in openingsregels van de Bhagavad Gita, het grote Hindoe epos. Die eerste regels luiden: 'O Sanjaya! Wat gebeurde er op het heilige slagveld van Kurukshetra, toen mijn volk zich daar verzamelde tegen de Pandava's?'

Toen de grote bol, die de Oude Maantoestand vormde, afkoelde, kreeg de mens er opnieuw een lichaam bij. Aan het fysieke lichaam en het etherlichaam – die zich inmiddels beiden verder ontwikkeld hadden - werd nu het astrale of zielelichaam toegevoegd. Het astrale lichaam ontstond doordat Geesten van de Beweging, de Dynameis, substantie van zichzelf afstonden en aan de wordende mens gaven. Met dit derde lichaam kwam een eerste – nog uitermate primitieve – vorm van bewustzijn tevoorschijn.

Ook op de Oude Maan was er nog geen sprake van materie of fysieke stof. Het lichaam van de wordende mens bestond in die tijd uit water, lucht en warmte of vuur.

Behalve het plantenrijk dat zich in deze fase verder ontwikkelde, ontstonden nu – door de verdergaande verdichting - ook de allereerste eerste contouren van het dierenrijk.

Op een gegeven ogenblik, toen ook de Oude Maantoestand haar opdracht vervuld had, loste op, ging door een pralayatoestand heen en kwam in de vierde ontwikkelingstoestand als onze planeet Aarde weer tevoorschijn.

De Aarde

Ook in deze ontwikkelingsfase herhaalden zich in het begin eerst weer de drie vroegere toestanden: die van de Oude Saturnus, de Oude Zon en de Oude Maan, inclusief de afscheiding van de zon en de maan.

Ook in deze periode verdichtte de oersubstantie zich verder. Daardoor konden hoge geestelijke wezens aan de elementen vuur/warmte, lucht, licht en water, geleidelijk aan het element van de vaste materie, de fysieke stof, toevoegen. Zo ontstond de aarde in haar materiële vorm en werd ook het fysieke lichaam van mensen, dieren en planten met heel geleidelijk aan met materiestof doortrokken en kregen zo hun huidige vorm.

In de Aardefase werden - naast de ook hier verdergaande activiteiten van de eerder genoemde hiërarchische wezens - vooral de Elohim of Geesten van de Vorm actief.

Het ik: ego-ik en geestelijk zelf

Ook in deze ontwikkelingstoestand gebeurde er iets heel opmerkelijks. Vrij in het begin, toen de huidige Maan zich losmaakte van de aarde, werd in het astrale lichaam, nadat het daartoe geschikt was gemaakt, het menselijke ‘ik' aangelegd. Het ik is het geestelijke principe dat de mens als lichamelijk wezen met de wereld van de geest verbindt.
Anders gezegd: door het ik-principe konden de scheppende wezens het fysieke, etherische en astrale lichaam, lichamen die wij mensen in de eerder genoemde stadia van het planetaire stelsel ontwikkeld hadden, met het geestelijke Zelf verbinden.

Het ik bestaat uit twee verschillende delen: een lager deel en een hoger deel. Het lagere deel van het ik is met de verschillende lichamen verbonden. Dat is de reden waarom het ‘lager ik' wordt genoemd en ook wel het ‘ego'of ‘ego-ik'.

Het hogere deel van het ik heet het ‘hogere ik' of het ‘geestelijke zelf'.

Het geestelijke zelf, dat deel uitmaakt van het goddelijke, is het ware, werkelijke wezen van ons mensen. Hoge goddelijke wezens brachten het van boven naar de aarde, naar de mensen en verbonden het met het ik.
Zo kon het geestelijke zelf zich via het ik verbinden met de menselijke lichamelijkheid – het astrale, ether en fysieke lichaam – en daarin werkzaam worden.

Daardoor kon de menselijke ontwikkeling op aarde eigenlijk pas werkelijk beginnen.

Ook ons ik kregen wij mensen geschonken. En wel door de Elohim, de Geesten van de Vorm.
De Elohim stonden ik-substantie van zichzelf af af en druppelden dat door lange tijden heen in het astrale lichaam. Daarmee offerden zij omwille van de ontwikkeling van de mens, substantie uit hun eigen wezen.

Door de indaling van het ik en als gevolg daarvan de verbinding met het hogere geestelijke zelf, konden wij mensen een grote stap in onze ontwikkeling zetten. Qua lichamelijkheid stegen we nu duidelijk boven het dierenrijk uit. We gingen rechtop lopen, leerden spreken, woorden en taal gebruiken en ontwikkelden ons denken en zelfbewustzijn.

Naar het beeld van het goddelijke

Terugblikkend op de evolutie zoals we deze hiervoor vanuit de christelijke esoterie hebben benaderd, kunnen we zeggen: alles wat wij bezitten én zijn is een geschenk van goddelijke wezens. Ons fysieke lichaam kregen we door een offer van de Tronen. Ons etherlichaam door een offer van de Kyriotetes of Geesten van de Wijsheid. Onze astrale lichaam door dat van de Dynameis of Geesten van de Beweging. Ons ik ontvingen we door een offerdaad van de Elohim of Geesten van de Vorm. Ons hogere geestelijke Zelf kregen we geschonken uit de hoogste goddelijke regio die zelfs die van de hiërarchieën overstijgt: de Heilige Geest, deel uitmakend van de Drie-eenheid.

Daarmee werd vervuld wat de hoogste Schepper Godheid aan het begin van de bijbel in Genesis sprak: 'Laat ons mensen maken naar ons beeld en gelijkenis'. Het woord 'ons' laat zien dat het van het oerbegin af aan de bedoeling is geweest dat God of de Godheid niet alleen schiep, maar dat samen deed met de wezens van de hemelse hiërarchieën. En net zoals wij het beeld van God in ons dragen, zo dragen we ook in ons, in alle lagen van ons zijn, het beeld en de gelijkenis van deze hoge goddelijke wezens. We zijn ten diepste met hen verbonden.

Bron: Kosmische Hiërarchieën. De evolutie van aarde en mensheid. Door Rudolf Steiner. Uitgeverij Vrij Geestesleven/ Zeist.

Zie voor informatie over de hemelse hiërarchieën ook het boek van Hans Stolp: Leven met Engelen. Uitgeverij Ankh-Hermes/Deventer.

 

naar boven