De meerdere dimensies van de huidige crisis:
financieel-economisch, ecologisch, cultureel, moreel/ethisch 

Diesrede Dr. H.H.F. Wijffels - Tilburg University

19 november 2009

Mijnheer de rector, dames en heren,

Het is een genoegen hier te staan, op deze vertrouwde plek, maar nu in nog weer een andere rol dan bij eerdere gelegenheden. Ik benut deze gelegenheid van de 82e Dies Natalis graag om enkele gedachten met u te delen over gewenste c.q. noodzakelijke veranderingen, die zich mijns in ziens opdringen uit de economische en maatschappelijke crisis. Daartoe zal ik eerst een aantal verschijnselen van culturele en institutionele aard de revue laten passeren, die aan de crisis naar mijn oordeel mede ten grondslag liggen. Vervolgens zal ik, in een noodzakelijkerwijs enigszins speculatieve beschouwing, enkele suggesties bespreken voor de verdere ontwikkeling van economie en maatschappij in de komende decennia. Tot slot zal ik ook nog een paar opmerkingen maken over de bijdrage die de wetenschapsbeoefening in deze universiteit voor mens- en maatschappijwetenschappen, daaraan zou kunnen leveren.

Mensen die mij van meer nabij volgen weten dat ik de huidige crisis zie als een met meerdere dimensies: financieel-economisch, ecologisch en ook cultureel, zo men wil moreel/ethisch. Zonder volledig te willen of kunnen zijn zal ik dat toelichten aan de hand van een aantal punten die mijns inziens relevant zijn om in de beschouwing te betrekken.

  • Ik begin met een punt dat diep verankerd ligt in onze cultuur. Onze antropocentrische levenshouding/wereldbeeld. Vat dat samen als: mens buiten en boven natuur, alles is er voor ons en er is genoeg; we kunnen dus pakken wat we denken nodig te hebben. Dat was lang zo, maar niet meer met 6,7 miljard mensen en huidige manier van werken en technologie. Nu lopen we in snel tempo tegen grenzen aan: de uitputting van voorraden, de aantasting van het ecosystemen. Laat staan met nog meer mensen.
  • Het tweede betreft de methode van werken die in belangrijke mate de industriële maatschappij heeft gevormd. Specialisatie als model voor realiseren vooruitgang. Het heeft ons zeer gediend, maar keert zich nu tegen ons. Verkokerde, eendimensionale maximalisatie van de verhouding tussen input en output levert tal van negatieve ecologische en sociale neveneffecten op. Het negeert maatschappelijke kosten. Het heeft desastreuze gevolgen voor ecosystemen en global commons en tast ook de sociale cohesie aan.
  • Samenhangend met specialisatie: de inrichting van economische processen op een lineaire manier. De kern daarvan is: het opgraven van eindige voorraden fossielen, verstoken of verwerken tot producten en dumpen van reststoffen in de natuur. Een verbruiks- en wegwerpeconomie. Daarmee zitten we op een ramkoers die leidt tot directe bedreiging (van de kwaliteit van) leven op deze planeet.
  • Een financieel-economisch stelsel dat helemaal is ingericht op interne groeidynamiek, dat in onze beleving staat of valt met groei, dat gebaseerd is op de veronderstelling dat meer ook altijd beter is. Lang was dat het geval, met de delta BNP als passende proxy van vooruitgang. Maar zeker nu is het niet altijd meer zo. Een stelsel dat eindeloos moet groeien is niet compatibel met een wereld met eindige hulpbronnen. Dat klopt niet, althans niet op huidige manier.
  • In verlengde daarvan: dominante eendimensionale, single P - governance systemen (winst, groei BNP), die onvoldoende recht doen aan de complexiteit van de huidige omstandigheden en interdependenties daarin. We kijken te veel naar wat in getallen en in het bijzonder geld meetbaar is. Daardoor missen we aspecten die ook relevant zijn.
  • Concurrentie als essentiële peiler van het economisch en maatschappelijk bestel. Het leidt, in een wereld waar zich in toenemende mate problemen voordoen met 'commons', bijvoorbeeld met eco-diensten, tot ongewenste consequenties: het negeren van maatschappelijke kosten en prisoners' dilemma's die effectieve aanpak in de weg staan. Concurrentiebeginsel voedt ook atomistisch egocentrische rationaliteit en een in de huidige omstandigheden te enge interpretatie van de homo economicus.
  • Een monetair bestel dat feitelijk is losgekoppeld van de reële economie, van het echte leven. Het is daarmee geworden tot een zelfstandig element in de economische structuur, dat door speculatief gedrag periodiek cruciale evenwichten verstoort, dat destabiliserende effecten heeft. Een geldstelsel dat gebaseerd is op een fractioneel reservesysteem en dus geldschepping door private instellingen dwingt tot groei. Over uit niets geschapen krediet moet wel rente en aflossing betaald worden. Dat kan alleen uit additionele productie, dus groei. Het was een belangrijke groeimotor, maar kan dat nog op oude manier en schaal?
  • Hardnekkige piramidale en mechanistische organisatievormen en bijbehorende machtsstructuren, met sturing via bevelen, financiële incentives en regulering. Het past steeds moeilijker bij diensten - en kenniseconomie en geëmancipeerde mensen. Het leidt tot onderbenutting van potentieel en intrinsieke motivatie van mensen.

Zo bezien is er nogal wat loos met de uitgangspunten, onderliggende waarden en methoden die vorm gegeven hebben aan economie en maatschappij in de vorige fase van ontwikkeling. Dat komt deels door wijziging van de omstandigheden, maar deels ook door het perverteren van de wijze waarop de uitgangspunten worden toegepast. Onze maatschappelijke en economische orde is niet zomaar in crisis geraakt, het is in huidige vorm ontoereikend om te leveren wat in komende periode nodig is. Hoe dan ook, de huidige situatie vraagt om introspectie en herbezinning op de vraag hoe maatschappelijke instituties en de economie zo kunnen functioneren dat ze in de toekomst leveren wat we willen. Restauratie van het bestaande is niet goed genoeg voor de 21e eeuw. Het tot nog toe gevoerde crisisbeleid was over het algemeen adequaat en noodzakelijk om erger te voorkomen. Maar ik beschouw dat als eerste generatie beleidsreactie. Er zullen nog tweede en derde generatie vormen van beleid moeten volgen om ook de ecologische en culturele aspecten van de crisis te adresseren.

Dat brengt me bij het tweede deel van mijn betoog dat ingaat op mogelijke aanpassingen/amenderingen van de manier waarop we economische en maatschappelijke ontwikkeling vorm proberen te geven, alsmede onderliggende waarden en ethiek. Ik doe daar een aantal suggesties voor waar we dan onder meer aan zouden kunnen denken. Ik volg daarbij de, natuurlijk niet geheel toevallig gekozen, punten uit het eerste deel.

  • Heroriëntatie op de plaats van de mens in de schepping, in de natuur, te midden van alle leven. Daar zit ook een spirituele dimensie aan. De zin van het leven kan toch niet zijn dat we het kapot maken. Het is logischer dat we het leven in nieuwe omstandigheden verder ontwikkelen; dat we opnieuw vorm en inhoud geven aan wat goed leven is. We kunnen hoe dan ook niet verder met de huidige exploiterende, verbruikende houding. We moeten naar een cultuur, naar een manier van leven dat gebaseerd is op begrip van interdepentie van alle levensvormen op deze planeet. We verbruiken nu zo'n 1,3 maal wat de aarde duurzaam kan hebben. We moeten manieren ontwikkelen om in onze behoeften te voorzien zonder natuurlijk kapitaal aan te tasten.
  • Dat vraagt om integrale afwegingen en benaderingen in plaats van verkokerde. Van eendimensionaliteit naar meerdimensionale optimalisatie. Van negeren van maatschappelijke kosten naar integratie ervan in kostprijzen van producten. We moeten systemen geïntegreerd ontwerpen, kijkend naar alle relevante functionele aspecten. Een voorbeeld: TEEB, integraal ontwerp van wijken; duurzame ketens. Dat geeft ook invulling aan de balans tussen globaal en lokaal/regionaal.
  • Economische processen moeten van lineair cyclisch worden. Oogsten van energie en materie uit permanent beschikbare stromen/bronnen. En ook cradle to cradle. Zoveel mogelijk leven met de natuur, als deel van kringlopen en zonder afval. Weg met de wegwerpeconomie. Het is enorme transitieopgave, institutioneel, organisatorisch, technologisch.
  • Het omvormen van een financieel-economisch stelsel zodanig dat de interne dynamiek zich richt op wat in volgende fase maatschappelijk wenselijk is. Van dominante oriëntatie op meer, naar vooral kwalitatief beter, naar functionerend binnen het duurzame draagvermogen van de aarde. Een andere oriëntatie van technologische ontwikkeling; ons sterker richten op verhogen van de productiviteit van gebruik van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen; niet langer eenzijdig op verhoging arbeidsproductiviteit.
  • Dat betekent een overgang van single P naar triple P - governance. Het meten van maatschappelijke ontwikkeling niet primair aan het BNP, maar aan een wijdere set van parameters, ook sociale en ecologische grootheden. Eventueel moeten we ook de samenstelling van het BNP als maatstaf van welvaart herijken. Hetzelfde geldt voor het meten van performance ondernemingen. Ook daar is een ruimere set van maatstaven nodig om een maatschappelijke bijdrage te meten. In die bijdrage ligt immers de maatschappelijke legitimatie van de particuliere ondernemingsgewijze productie. Niet in maximalisatie van de winst per aandeel. Dat laatste was/is, mede door pervertering en bijbehorende kunstgrepen, verheven van middel tot doel. Middel en doel moeten weer op hun organieke plek. MVO moet van de rand naar de kern van ondernemingsbeleid. Het stelt nieuwe eisen aan bestuur, toezicht en ethiek ondernemingen. En het roept ook vragen op over de rol van kapitaal en financieringsvormen.
  • Het in stand houden van essentiële 'global commons' vraagt van alle economische actoren dat zij daarvoor op hun niveau verantwoordelijkheid voor nemen. De atomistisch egocentrische rationaliteit zal aangevuld moeten worden met, zo niet vervangen door een veel meer relationele rationaliteit. Het eigen belang en algemeen belang worden meer overlappend. De homo economicus moet verder emanciperen, ook in economische theorie. Prisoners' dilemma's die mede voortvloeien uit het concurrentiebeginsel moeten worden doorbroken door nieuwe instituties, zoals bijvoorbeeld Kopenhagen. Samenwerking tussen bedrijven om duurzaam te kunnen werken, zal ruimte moeten krijgen. Dat heeft ook gevolgen voor de werking van de markten, daar is bijvoorbeeld in duurzame ketens minder ruimte voor. Wijziging van de mededingingswetgeving en/of toepassing ervan, zou een mogelijkheid kunnen zijn.
  • Hoe kan het monetair bestel passend worden gemaakt voor de uitdagingen van de komende tijd? Zou het niet van een basis in de reële sfeer moeten worden voorzien, opnieuw 'geaard' moeten worden? In dat verband wordt wel gesproken over koppeling aan een mandje grondstoffen. De meest fundamentele aanpak zou de ontwikkeling kunnen zijn om geldhoeveelheid te koppelen aan het draagvermogen van de aarde. Dat is de meest fundamentele vorm van 'aarden'. Het zou een enorme incentive zijn om economie om te buigen in de richting van efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen en investeren in de handhaving/uitbreiding ervan (herbebossing, rehabilitatie ecosystemen).
  • Een ander punt in de financiële sector is de organisatie en oriëntatie van het bankwezen. Het einde van 'too big to fail'. Een scheiding van activiteiten naar risicograad. Dienstbaar aan duurzame economie en samenleving.
  • Een andere wijze van organiseren en (be)sturen. Er is behoefte aan organisaties met een 'ziel', passend bij mensen van nu, waarin zingeving en intrinsieke motivatie een rol kunnen spelen en het potentieel van mensen volledig wordt benut. Het reduceren van complexiteit aan de top; zie het bankwezen, maar ook parlementaire vertegenwoordigende democratie. Netwerkstructuren, waarin verantwoordelijkheid meer gedeeld is en flexibel doelgericht gewerkt kan worden, waardoor flow kan ontstaan. Het slim combineren van grote en kleine schaal, consequent toepassen van het subsidiariteitsbeginsel; zie de decentrale energiehuishouding, vormen van directe democratie op niveaus die mensen overzien.

Zie hier aantal gedachten over de richting waarin de maatschappelijke ontwikkeling en daarbinnen die van de economie in de 21e eeuw zou kunnen c.q. moeten gaan. Kern daarvan is de mijns inziens onontkoombare transitie naar een duurzame samenleving en economie. Een samenleving waarin het streven naar een hogere, duurzame kwaliteit van de relaties tussen mensen en tussen mens en aarde, centraal staat. En een economie die daaraan dienstbaar is. We kunnen dat ook zien als een volgende stap op de lange beschavingsweg naar een samenleving waarin steeds meer mensen in waardigheid kunnen leven. Die volgende stap moet gezet worden in geëvolueerde omstandigheden, waarvan een groeiend mondiaal bewustzijn en interdependentie, mede voortkomend uit een indringende ecologische problematiek, belangrijke aspecten vormen.

Uit de transitie naar een duurzame, meer houdbaar functionerende samenleving en economie vloeien tal van vraagstukken voort, aan de bestudering en oplossing waarvan een instelling als deze een belangrijke bijdrage kan leveren. Vraagstukken op het gebied van:

  • Economische theorie en economische instituties;
  • Organisatie- en bestuursvormen, ondernemingsrecht;
  • Wet- en regelgeving en bijbehorend toezicht; 3
  • Inrichting monetair en financieel bestel;
  • Arbeidsverhoudingen, motivatie- en beloningssystemen;
  • Onderliggende waardesystemen en veranderingen daarin.

Dit om slechts enkele terreinen te noemen waarop in deze instelling leidende expertise aanwezig is. Mij lijkt dat vanuit alle faculteiten aan een of meerdere van deze vraagstukken relevante bijdragen zijn te leveren. Dat roept overigens onmiddellijk de vraag op naar de organisatie van het universitaire werk. Traditioneel - en nog steeds - is dat sterk discipline gericht. Ik bepleit niet een fundamentele verandering daarin, maar wel een aanvulling in interdisciplinaire richting. Mijn sterke overtuiging is dat we langs disciplinaire weg alleen, niet de ontwikkeling/vooruitgang kunnen genereren die nodig is in de komende periode. Daarom hoop ik dat zowel in onderzoek als onderwijs de bereidheid en vaardigheid om over grenzen van disciplines samen te werken, veel aandacht zal krijgen. Maatschappij en economie hebben in deze fase van de ontwikkeling grote behoefte aan geïntegreerde benaderingen, inzichten en ontwerpen. Het is de pendant van PPP-governance waar ook de wetenschap haar bijdrage aan moet leveren.

Mijn indruk is overigens dat op dit terrein hier in Tilburg al een zekere traditie bestaat. Recent is een nieuwe belangrijke stap in deze richting gezet met de vorming van SES, het multidisciplinaire Instituut voor Sustainability, Enterprise and Society. Interessant vind ik ook het voornemen om naast het vak filosofie, een cursus Europese cultuur en geschiedenis deel uit te laten maken van het verplichte curriculum voor alle studenten. Dat kan helpen studenten maatschappelijke context en richting te geven. Immers: als je wilt weten waar je naar toe moet, moet je weten waar je vandaan komt. Beide iniatitieven kunnen, eventueel samen met nog te ontwikkelen interdisciplinaire programma's, een bijdrage leveren aan de maatschappelijke relevantie en excellentie van het wetenschappelijke werk dat in deze instelling wordt verricht. Want de betekenis van dat werk voor de samenleving, dat is waar het uiteindelijk om gaat en waar het Cobbenhagen, de grondlegger van deze universiteit om te doen was.

Dank voor uw aandacht.

 

naar boven