Kerstfeest in de voorchristelijke mysterietraditie 

Door Margarete van den Brink

Vaak wordt gedacht dat het Kerstfeest of Kerstmis vanouds een heidens feest is dat op een gegeven ogenblik door de kerk 'gekerstend' werd en zo tot een christelijk feest gemaakt.

Nu was het inderdaad zo dat in oude tijden, lang vóór Jezus Christus' geboorte, door de Germanen en de Kelten, maar ook door andere oude volken, de 'winterzonnewende' werd gevierd. Dat feest vond plaats op 25 december, de dag waarop de zon aan zijn terugkeer begon aan de noordelijke hemel. Men vierde en beleefde dat op die dag, in die diepe winternacht, de zon opnieuw geboren werd. Ter ere van dit zich vernieuwende leven, haalden de Germanen een groene boom, een dennenboom, uit het heilige bos en zetten deze midden in het dorp.

Het duurde echter nog tot in de 18e eeuw na Christus voordat in deze dennenboom lichtjes werden geplaatst en hij ook in de huizen kwam te staan.

Het feest van de Onoverwinnelijke Zon

Maar niet alleen voor deze noordelijke volken, ook voor de Romeinen was 25 december, honderden jaren vóór Christus' geboorte, al een heilige dag. Op 25 december vierden zij de geboorte van de zonnegod Mitras. Mitras of Mithra zoals hij in het oude Perzië (het huidige Iran) werd genoemd was de verpersoonlijking van het licht dat de duisternis overwon. Zijn erenaam was 'Sol Invictus', de 'Onoverwinnelijke Zon'. De 25e december werd daarom de 'Dies Natalis Solis Invicti', de 'Geboortedag van de Onoverwinnelijke Zon' genoemd.

Op die datum vierde men trouwens rond heel de Middellandse Zee de geboorte van de Zonnegod zoals deze onder verschillende namen werd vereerd. Zo kennen wij hem als de god 'Ra' in het oude Egypte, als 'Helios' in het oude Griekenland en als 'Mithra' of Mitra in het vroegere Perzië en het Romeinse Rijk.

Net als in onze tijd was de 25e december in die voorchristelijke tijden een feestdag van het wedergeboren licht. Licht dat de duisternis doordringt en licht brengt waar het donker is.

Waarom werd dit zonnefeest nu op zo'n uitgebreide schaal op de 25e december gevierd? Had dat alléén met heidense vieringen van de terugkeer van de zon te maken? Nee, zo simpel dacht men in die vroegere tijden niet. Die datum had te maken met de speciale inwijdingen die in de nacht van de 24e op de 25e december plaatshadden in de voorchristelijke mysteriën. Met die wijdingen waren vieringen verbonden.

De mysteriën

Wat waren die 'mysteriën'? Dat waren spirituele leerscholen en centra waar men door middel van bepaalde scholingen en cultussen verbinding kreeg met de geestelijke wereld en met de hoge geestelijke leiders van de mensheid.

Overal waren deze mysteriën te vinden. We kennen hen als de Egyptische mysteriën, de Eleusische mysteriën, de mysteriën van Samothrake, de Babylonisch-Chaldeeuwse mysteriën, de mysteriën van de Perzische Mithras diensten, de Indische Brahma mysteriën, de Germaanse mysteriën, de Keltische mysteriën, en zo zijn er nog veel meer te noemen. Overal beleefden leerlingen in deze mysteriescholen op het noordelijk halfrond tijdens het middennachtelijk uur van de wijdingsnacht, de nacht van de 24e op de 25e december, een bepaald ritueel al naar gelang de inwijdingsgraad die men bezat.

Wat gebeurde er in deze mysteriescholen?

In de eerste plaats was het zo dat slechts een klein aantal als leerling werd toegelaten. Alleen diegenen die door de priesters of Wijzen geschikt bevonden waren een intensieve geestelijke scholing te ondergaan.

De mysterieleerlingen namen wat hen onderwezen werd grondig in zich op. Dat deden ze niet op de intellectuele manier waarop wij dat tegenwoordig doen. Om kennis te verwerven werd de mysterieleerling tot bepaalde belevingen en ervaringen gebracht. Deze leidden er toe dat hij geleidelijk aan een ander mens werd. De opgenomen kennis maakte krachten in hem wakker die hem mogelijk maakten een heel andere wereld te leren kennen. Een wereld die voor uiterlijke ogen en voor het gewone, alledaagse denken niet te bereiken is. Zo werd gaandeweg – wat men noemde – zijn innerlijke mens, zijn hogere goddelijke mens, in hem geboren. Zo werd hij een wedergeborene'.

Zuivering en versterking van de ziel

Dat gebeurde niet zo maar. Daarvoor was een intensieve scholing van de ziel nodig die drie belangrijke elementen bevatte:

  • Een scholing in morele zuiverheid.
  • Oefeningen ter versterking van de innerlijke geestelijke kracht.
  • En een diep doorleefd inzicht in de waarheid.

Het betekende dat de leerling vóórdat hij toegang kreeg tot de grote waarheden die de mysteriën te bieden hadden, zijn emoties en gevoelens, ja überhaupt de belevingen van zijn ziel, grondig moest veranderen. Zijn gevoel bijvoorbeeld, moest zó worden voorbereid dat hij zich in volle eerbied en zuiverheid kon openstellen voor dat wat hem geboden zou worden. Dat vroeg om een radicale heropvoeding van de ziel. Een heropvoeding die gebaseerd was op innerlijke oefeningen, het ondergaan van allerlei beproevingen en discipline.

De wijze waarop de ziel van de leerling de grote waarheden en wijsheden die hem vanuit de mysteriën geopenbaard zouden worden tegemoet zou treden en wat hij bij die grote waarheden en wijsheden zou voelen, daar ging het om.

Op die wijze werd de mysterieleerling voorbereid om tijdens de inwijding iets van het hogere goddelijke te ervaren. Een ervaring waarover Aristides, een Grieks staatsman uit de 6e eeuw vóór Christus, zei:

'Ik dacht de Godheid aan te raken, zijn naderen te voelen. Ik was daarbij tussen waken en slapen. Mijn geest was heel licht, op een wijze als geen mens kan zeggen en begrijpen die niet is ingewijd'.

Op deze wijze werden de mysterieleerlingen op een weg gebracht waarin zij geleidelijk aan de gedachten die aan de wereldontwikkeling ten grondslag liggen, gingen doorgronden en de goddelijke wezens ervaarden die het leven van ons mensen en de aarde met hun wijsheid doorweven en leiden.

De kleine en de grote mysteriën

De oude mysteriescholen kenden twee verschillende vormen:

  1. een exoterische vorm, die algemeen bekend is als 'de kleine mysteriën' en
  2. een esoterische vorm, ook 'de grote mysteriën' genoemd.

Tot de kleine mysteriën had iedere oprechte en rechtschapen kandidaat toegang die diepergaande scholing wenste.

Bij de grote mysteriën gingen de deuren echter alleen open voor de weinigen die uiteindelijk in staat zouden zijn een van de allerhoogste inwijdingen, het Zonneritueel, door te maken en zo tot een adept, een meester te worden. Dat wil zeggen tot iemand die ingewijd was in de diepe, geheime waarheden van de grote mysteriën. En daarmee 'een wetende' was geworden. Want alleen aan hen die gedurende jarenlange beproevingen en innerlijke scholing bewezen hadden waardig te zijn ingewijd te worden, werden de diepste geheimen en mysteriën onthuld.

De inwijdingen, zowel in de kleine als de grote mysteriën, brachten de betrokkene stap voor stap naar steeds hogere graden van bewustzijn. Maar steeds moest vóórdat een volgende graad van inwijding bereikt kon worden de ziel nog dieper worden omgevormd en de geestelijke krachten nog verder worden versterkt.

De voorbereidingen op de inwijding

Vóórdat de hogere inwijdingen in de grote mysteriën plaats hadden, kreeg de inwijdeling grote inzichten. In de eerste plaats werd hem getoond wat de opwekking van zijn geest voor het grote wereldal betekende. Daarnaast zag hij met zijn geestesoog, dat wil zeggen op helderziende wijze, hoe de hele gang van de mensheid tot nu toe was geweest. Miljoenen jaren terug werd zijn blik geleid. 'Kijk naar het tijdstip', zo werd de leerling gezegd, 'waar onze aarde nog niet zo was als nu, waar geen zon en geen maan was, maar beide nog verenigd waren met de aarde. Waar de aarde nog één lichaam vormde met de zon en de maan. Ook toen was de mens er al maar hij had nog geen fysiek lichaam. Hij was alleen een geestelijk wezen. Op deze geestelijke-ziele mens scheen het zonlicht niet van buitenaf. Dat bevond zich in die tijd nog in de aarde zelf en glansde vanuit de mensen en de dingen op'.

Toen, zo hoorde en zag de mysterieleerling, trad in de evolutie het moment op waarop de zon zich losmaakte van de aarde en er een scheiding tussen beiden ontstond. Dat leidde ertoe dat haar licht van buitenaf op de aarde en de mensen scheen: de situatie zoals wij die heden ten dage kennen.

Met de afscheiding van de zon van de aarde werd de aarde donker. Hetzelfde gebeurde met het innerlijk van de mensen. Dat, zo werd de inwijdeling verteld, is het allereerste begin van een ontwikkeling naar een toekomstig tijdstip waarop de mensen het licht weer terug zullen vinden, maar dan in het eigen hart. Eerst moest de mens met de naar buiten gerichte zintuigen de dingen van de aarde leren kennen en de eigen persoonlijkheid ontwikkelen. De volgende stap zal dan zijn dat het licht in hem opstaat en dat daarmee de eigen hogere, geestelijke mens in zijn innerlijk geboren wordt.

Van het licht door de duisternis heen naar het licht – dat is de gang van de ontwikkeling van de mensheid, zo werd de mysterieleerling duidelijk.

Het schouwen van de Zon te middernacht

Pas nadat al dit soort inzichten waren verkregen en de ziel voldoende gezuiverd en gesterkt, werden de laatste handelingen verricht die tot de innerlijke opwekking, de eigenlijke inwijding, zouden voeren.

In die voorchristelijke tijden, kon de verbinding met het innerlijke licht alleen door speciale inwijdingen in speciaal daartoe voorbereide mysterieleerlingen, worden bereikt.

De handelingen of riten die naar de hoge inwijdingen leidden vonden in de grote mysteriën plaats in de tijd van het jaar waarop de duisternis het allergrootste is. Op het noordelijk halfrond is dat de tijd rond de 25e december. De priesters of Wijzen die de inwijdingen voltrokken wisten dat in die tijd, als de zon op haar laagste punt staat maar wel al aan haar terugtocht naar de noordelijke hemel is begonnen, door de wereldruimte heel speciale geestelijke krachten werkzaam zijn die een dergelijke inwijding of geestelijke opwekking tot in de diepste diepten ondersteunen.

Dát was de reden waarom in alle grote mysteriën van het noordelijke halfrond de hogere zonne-inwijdingen in díe tijd plaatshadden. Hoge goddelijk-geestelijke engelwezens die de mensheid leiden konden zo optimaal aan deze inwijdingen meewerken.

Daarom werd op die dag de geboorte van de Zonnegod gevierd, ongeacht of hij Ra, Helios of Mithras heette.

Nadat de leerling door innerlijk schouwen op de juiste wijze was voorbereid, voerde men hem voor de daadwerkelijke inwijding op een bepaald tijdstip naar een bepaalde plaats: een grot of een onderaardse crypte.

Daar vond, gehuld in een bepaalde cultus en rite in diepe duisternis het innerlijke beleven plaats waar het in heel de mensheid om gaat: het door de geopende geestelijke ogen schouwen van het eeuwige geestelijke licht waar alles van uitgaat.

Een gebeuren dat in de mysterietraditie genoemd wordt: het schouwen van de Zon te middernacht.

In de taal van de mysteriën wordt daarover gezegd:

'Degene die werkelijk ingewijd is, leert de zon te middernacht waarachtig schouwen, want in hem is het materiële losgemaakt. Alleen de zon van de geest leeft in zijn innerlijk en overstraalt alle duisternis van de materie en van zijn ziel.'

Onvoorstelbaar diep ging de beleving van degene die deze ervaring doormaakte. Het beleven van de zon te middernacht is het ultiemste, het meest verheven, het meest zalige moment dat een mens ooit mee kan maken: los van het duister van het aardse in het eeuwige licht te zijn.

Dit heilige gebeuren voltrok zich, zoals gezegd, op het moment waarop in de natuur het uiterlijke zonlicht het zwakste was: tijdens het middennachtelijk uur van 24 op 25 december. Daar, op dat moment, opende zich het goddelijke licht naar degene die daartoe was voorbereid en werd in zijn innerlijk zijn hogere geestelijke mens geboren.

Deze inwijdingsgebeurtenis en de daarmee verbonden feestelijkheden, leven tot op de dag van vandaag voort in de Duitse benaming voor het Kerstmis of de Kerstnacht: 'Weihnachtsfest'. Ook nu nog nemen in de Duitstalige landen de feestelijkheden van het Kerstfeest een aanvang op het moment dat de zon op 24 december ondergaat en de 'Heilige Abend' of de 'Weihnacht' begint: de 'heilige avond' of 'de heilige nacht'. Ook in de Engelstalige landen wordt Kerstmis vooral gevierd op de avond van de 24e december: 'Christmas Eve'. Allemaal overblijfselen uit de voorchristelijke mysteriën.

De Zonnelogos, de geestelijke Zon

Het voorgaande laat zien dat ook in die oude tijden het besef bestond dat er naast de fysieke zon een geestelijke zon bestaat die net als de fysieke zon vanuit het donker, de duisternis, geboren wordt. Wat of wie was die geestelijke zon, dat eeuwige licht, dat de leerlingen in die hogere inwijdingen schouwden?

Dat was de Zonnelogos, het goddelijke Licht der Wereld, dat in die voorchristelijke tijden nog niet op aarde was, maar vanuit hoge hemelhoogten op weg was naar de aarde!

In alle voorchristelijke mysteriën werd deze in de hogere inwijdingen geschouwd in de sfeer van de zon. Want daar verbleef hij vóór zijn komst op aarde.

De vereniging met de goddelijke Zon was het ultieme doel waar alle geestelijke ontwikkeling op was gericht. Deze goddelijke Zon is, zo zegt de esoterische traditie, niemand anders dan de Logos, het goddelijke Woord, die ook de naam Christus draagt. En Christus is dezelfde God die aan het begin van onze jaartelling in het Midden-Oosten, mens werd in Jezus van Nazareth.

Wat de inwijdelingen in de hogere graden van de mysteriën tijdens hun heilige momenten beleefden, was de vereniging met deze naar de aarde afdalende goddelijke Zon of Zonnegeest.

Dezelfde God dus die onder andere namen vereerd werd in het beeld van de zonnegod Ra, van Helios in het oude Griekenland en van Mithras 'de Onoverwinnelijke Zon' in het oude Perzië en bij de Romeinen.

Het nieuwe Leven dat dood en duisternis overwint

Nadat de inwijdeling in de Mithrasmysteriën de opgang van de goddelijke Zon, het Licht der wereld, had beleefd en daardoor voorgoed veranderd was, werd hij in een grot gevoerd. In die grot was niets anders te zien dan steen, levenloze materie.

Uit die stenen nu zag hij korenaren groeien. Dat was voor hem het teken van de vernieuwing die ingetreden was. Het nieuwe leven dat in het dode, levenloze, geboren wordt en dit levenloze vervolgens overwint en nieuw leven schenkt.

Door al die schouwingen en inzichten leerden de inwijdelingen het grote toekomstbeeld kennen dat in alle oude mysteriën bekend was en dat als volgt luidt: Ooit, in de toekomst van de aarde zal dit goddelijke Licht in heel de mensheid, in ieder mens op aarde, opstaan en stralen. Dat zal de tijd zijn waarop de aarde haar voleinding heeft bereikt.

En de inwijdelingen begrepen: eens zal de aarde tot stof vergaan. Maar een geestelijke essentie van de aarde zal blijven bestaan in het innerlijk van alle mensen die door dit goddelijke licht stralend geworden zijn. Dat zal dan het moment zijn waarop aarde en de mensheid opgenomen zijn in een hoger bestaan, in een heel nieuwe fase van zijn en mens-zijn.

De Christus-mis

Toen het christendom zich na de komst naar de aarde van Christus in de loop van de tijd verder ontplooide, droeg het dit hoge ideaal in zich.

Men voelde en beleefde dat Christus, de onsterfelijke Zonnegeest die zich met mensen en aarde verbonden had, niet alleen drager is van al het zich vernieuwende leven in de wereld van de materie, maar ook drager is van de geestelijke wedergeboorte in de mensen.

Daarom besloot men de geboortedag van Jezus Christus – net als alle andere, eerdere manifestaties van zijn hoge lichtwezen, op de 25e december te vieren. Daarmee gaven zij die 'weten', de ingewijden die dit bewerkstelligden, aan dat zij wisten welk hoog goddelijk wezen in Jezus Christus naar de aarde gekomen was.

In de begintijd van het Christendom vierden de christenen in de nacht van de 24e op de 25e december in holen in de bergen, te middernacht, een cultus, een mis. In die mis lichtte rond het middennachtelijk uur vanuit een diepe duisternis een zee van licht op die de mensen in vervoering bracht.

Daarmee sloot men aan bij dat wat in de voorchristelijke mysteriën werd beleefd: het eeuwige licht van de goddelijke geest dat de duisternis doordringt en nieuw leven schenkt.

En de mis te middernacht? Die werd 'Kerstmis', de 'Christusmis' of 'Kerstfeest', het 'feest van de Christus', de 'Onoverwinnelijke Zon' uit de oude mysteriën.

Zo leven in onze tijd waarheden en inzichten voort die al in de voorchristelijke mysteriën bestonden. Tot op de dag van vandaag beïnvloeden zij ons leven, onze vieringen en ons Kerstfeest.

Bronnen
  • De mysteriescholen door de eeuwen heen door Grace Knoche, Theosophical University Press 2001.
  • Zeichen und Symbole des Weihnachtsfestes door Rudolf Steiner in 'Urspungimpulse der Geisteswissenschaft', Dornach 1974.
  • Aan Synagoge, Kerk en Moskee voorbij, door Hans Stolp, Ankh-Hermes 2006.

 

naar boven