![]() |
De Esoterische Evolutie - 20De gevolgen van de scheiding in twee geslachtenDe ontwikkelingsperioden van de Aarde:
In de voorgaande hoofdstukken werd verteld hoe in de oertijd van de mensheid, halverwege het tijdperk Lemurië, de dubbelgeslachtelijkheid die kenmerkend was voor de voorloper van de mens, langzaamaan overging in ééngeslachtelijkheid. Die gebeurtenis bracht geweldige veranderingen teweeg. Veranderingen waar wij tot op de dag van vandaag mee te maken hebben. Niet alleen ontstonden in de loop van de voortgaande evolutie uit deze oermens de vrouwelijke en de mannelijke mens zoals wij nu kennen. Maar de overgang naar de ééngeslachtelijkheid had ook grote gevolgen voor de verdere ontwikkeling van de fysieke lichamen en de zich daarin ontwikkelende ziel en geest. Dit hoofdstuk beschrijft enkele van die gevolgen. Om die duidelijk te maken moet eerst iets verteld worden over de samenstelling van de mens. Fysiek lichaam, etherlichaam en astraallichaamAls mens beschikken we qua lichamelijkheid over een fysiek lichaam, een etherlichaam en een astraal- lichaam. In combinatie met het ik vormen zij de lichamelijke en ziele-omhulling van de menselijke geest, de Individualiteit. De drie lichamen werken door elkaar heen, beïnvloeden elkaar en hangen ten nauwste met elkaar samen. Het fysieke lichaam laat de uiterlijke vorm van ons mensen zien, dat wat stoffelijke materie aan ons is, zoals de fysieke vormen van het lichaam, de huid, de botten, de organen, enzovoort. Het etherlichaam, dat ook 'het levenslichaam' wordt genoemd, leeft ín het fysieke lichaam. Het doortrekt het fysieke lichaam met leven ook levenskracht genoemd, geeft het vorm en ontwikkelt het. Via het etherlichaam herstellen goddelijke scheppende wezens beschadigingen aan de lichamelijkheid genezen ze en houden het fysieke in stand. Voor ons onderwerp is belangrijk te weten dat het etherlichaam met zijn levenskrachten en vitaliteit behalve bepalend voor de geslachtelijkheid ook de drager is van de voortplantingskrachten en daarmee van de sexualiteit. Het astrale lichaam dat zowel in het fysieke lichaam als in het etherlichaam leeft, vormt de grondslag van onze ziel. In de loop van de evolutie ontwikkelden zich uit het astrale lichaam als eerste primaire zielekrachten zoals driften, begeerten en hartstochten. Later volgden de zielekrachten van het denken, het voelen, het willen en daarmee het vermogen om van zichzelf uit te handelen. De dubbelgeslachtelijkheid van het etherlichaamIn de oertijd, vóór de geslachtenscheiding, was de wordende mens, zoals gezegd, dubbelgeslachtelijk. De oorzaak daarvan lag zoals duidelijk werd, niet in het fysieke lichaam, maar in het etherlichaam. Het etherlichaam, de drager van de voortplantingskrachten, is van nature dubbelgeslachtelijk. Dat was vroeger zo en is ook hedentendage het geval. Het etherlichaam omvat zowel de mannelijke bevruchtende als de vrouwelijke bevruchtwordende voortplantingskrachten. Tot halverwege de Lemurische tijd leefden deze krachten in een ongedifferentieerde, gemengde vorm in het etherlichaam. Vandaar dat uit die toenmalige toestand van het etherlichaam de dubbelgeslachtelijke mens voort kon komen die zichzelf bevruchtte en zich zo voortplantte. De dubbelgeslachtelijkheid van de oermens was in het oerverleden mogelijk omdat het etherlichaam zich in die tijd nog volop kon uitvormen in het toenmalige weke, nog niet stoffelijk verharde fysieke lichaam. De splitsing in LemuriëHalverwege de Lemurische tijd kwam in die toestand verandering. Het allereerste prille begin van de scheiding in twee geslachten kondigde zich aan. Zoals verteld was het Jahweh-Elohiem die hier als scheppende leider van de ontwikkeling van de mensheid een essentiële rol vervulde. Met de toekomstige mens voor ogen, zo vertelt Rudolf Steiner, bracht Jahweh-Elohiem in het midden van de Lemurische tijd in het toenmalige etherlichaam een splitsing en later een verdergaande scheiding teweeg tussen de bevruchtende en bevruchtwordende voortplantingskrachten. Daardoor ontstonden geleidelijk aan binnen het etherlichaam twee verschillende groepen. Rudolf Steiner omschreef de ene als een groep met 'geestelijke ziele-kiemkracht', samenhangend met het bevrucht wordende element. En de ander als een groep met 'etherisch-belevende kiemkracht', verband houdend met het bevruchtende element. Met de toenemende scheiding tussen beide groepen nam de kracht van de dubbelgeslachtelijkheid af. Uiteindelijk hield deze, in de loop van lange tijden, geheel en al op. En zo dus de mogelijkheid tot zelfbevruchting. Daarmee ontstond een totaal nieuwe situatie. Voortaan konden de scheppende geestelijke wezens via de van elkaar gescheiden groepen voortplantingskrachten in het etherlichaam, óf alleen een vrouwelijk óf alleen een mannelijk fysiek lichaam tevoorschijn brengen. Bij de eerste gaan zij uit van de geestelijke ziele-kiemkracht en bouwen vandaaruit de vrouwelijke geslachtsorganen uit. Bij de ander is de etherisch-belevende kiemkracht het uitgangspunt waardoor de mannelijke geslachtelijkheid ontstaat. Zo werd de basis gelegd voor het vrouwelijke lichaam en voor het mannelijke lichaam, ofwel voor de vrouw en de man. Daarmee was de splitsing in twee geslachten een feit. De gevolgen van de splitsing in het etherlichaamWat zien we hier gebeuren? In beide gevallen, zowel bij de vrouwelijke geslachtelijkheid als bij de mannelijke geslachtelijkheid, werd voor de geslachtsvorming en voor de voortplanting voortaan slechts één deel, namelijk de helft, 50%, van het etherlichaam gebruikt. Bij de vrouw leidt dit deel tot de vorming van de vrouwelijke geslachtsorganen. Bij de man bouwt dit deel de mannelijke geslachtsorganen. Wat gebeurde er nu zowel bij de man als bij de vrouw, met het andere, niet gebruikte deel van hun etherlichaam? Dat deel dat niet gebruikt werd, werd teruggehouden. En voor een deel voor iets anders gebruikt. Dat betekende dat daar waar de etherisch-belevende kiemkracht ertoe leidde dat de mannelijke geslachtsorganen ontstonden, het andere deel, het vrouwelijke deel met de geestelijke ziele-kiemkracht, naar de achtergrond verdween en niet in verschijning trad. Omgekeerd werd bij de vrouwelijke geslachtsvorming, de mannelijke, de etherisch-belevende kiemkracht, teruggehouden. In beide gevallen trokken dus de niet gebruikte etherische voortplantingskrachten naar binnen. Daar blijven ze echter wel bewaard. Bij de vrouw blijven de mannelijke etherkrachten bewaard, bij de man de vrouwelijke etherkrachten. Op basis daarvan kunnen we zeggen: bij de man is de mannelijke pool van het etherlichaam naar buiten gericht en zijn vrouwelijke pool naar binnen. Bij de vrouw manifesteert de vrouwelijke pool zich naar buiten en haar mannelijke pool naar binnen. Ofwel, kort door de bocht gezegd: het etherlichaam van de vrouw is mannelijk en het etherlichaam van de man is vrouwelijk. De man heeft de vrouw in zich, de vrouw de manWe zien dus dat beide sexen, ondanks de geslachtenscheiding, de andere sexe als tegenpool in zich draagt en dat tot in onze tijd behoudt. De man heeft het vrouwelijke element in zich en de vrouw het mannelijke element. Ofwel: de vrouw heeft de man in zich en de man de vrouw! Deze situatie maakt het mogelijk dat de mens ooit, als de geslachtenscheiding heeft opgebracht wat de bedoeling is, weer dubbelgeslachtelijk kan worden: mannelijk-vrouwelijk ineen. Androgyn. Dat zal dan echter wel in een totaal andere vorm zijn die niet te vergelijken is met de situatie ten tijde van Lemurië. Vrouwelijke en mannelijke ziele-eigenschappenDe geslachtenscheiding en alles wat dit op het etherische en het fysieke niveau teweegbracht, had ook ingrijpende consequenties voor de ziele ontwikkeling van ons mensen. Want doordat het fysieke lichaam na de splitsing óf vrouwelijk óf mannelijk werd, werkte dat ook door in de verbinding met het astrale lichaam. Dat betekende dat deze wetmatigheid in de loop van de evolutie ook doorwerkte op het gebied van de ziel. Dat gebeurde met name in de Na-Atlantische periode. De vrouw kreeg zo op grond van haar vrouwelijke geslachtelijkheid, vrouwelijke ziele-eigenschappen. Terwijl haar mannelijke ziele-eigenschappen, net als op het etherische gebied, teruggehouden werden en niet zichtbaar werden. Dat betekent dat zij in eerste instantie onbewust blijven. Op eenzelfde wijze ontwikkelde de man in de loop van de tijd door zijn mannelijke geslachtelijkheid, mannelijke ziele-eigenschappen. Zijn vrouwelijke zielekanten worden teruggehouden en blijven eveneens aanvankelijk onbewust. Ook hier, op het gebied van de ziel, geldt dus weer dat de man een verborgen vrouwelijke kant in zich heeft en de vrouw een mannelijke.
Animus en animaHet is interessant dat Carl Gustav Jung (1875-1961), de bekende Zwitserse psychiater, deze wetmatigheid op zielegebied herkende en in zijn archetypenleer beschreef. De onbewuste mannelijke kant van de vrouw noemde hij de animus, de onbewuste vrouwelijke kant van de man, de anima.
Net als Rudolf Steiner gaat Jung ervan uit dat de vrouw en de man, om een evenwichtige persoonlijkheid te worden en zelfbewustzijn te creëren, de taak hebben om ook beide onbewuste delen van hun ziel, de animus en de anima, in zich tot ontwikkeling te brengen. Mannelijke en vrouwelijke incarnatiesDe scheiding in twee geslachten en alles wat daarmee samenhangt, dit onvoorstelbaar verheven scheppingswerk van Jahweh-Elohiem, had ook tot gevolg dat er vrouwelijke en mannelijke incarnaties ontstonden die elkaar aflossen. De ene keer verschijnt ons geestelijke wezen, onze Individualiteit, in een mannelijk lichaam, en zijn we in uiterlijke zin, man. De andere keer in een vrouwelijk lichaam en worden we vrouw. In beide incarnaties doen we totaal verschillende ervaringen op. Als vrouw beleven wij het leven, andere mensen, de wereld, totaal anders dan als man, en gaan we daar ook heel anders mee om. Omgekeerd is dat eveneens zo. Dat is ook de bedoeling en door de scheppende goden bewust zo geregeld. Want zo ontwikkelen wij onze ziel en onze geest steeds vanuit een totaal andere invalshoek verder en worden deze omvattender en bewuster. Verdergaande bouw aan het fysieke lichaamWe keren terug naar het scheppingswerk van Jahweh-Elohiem in de Lemurische tijd. Een ander gevolg van de scheiding in twee geslachten was dat ook voor het voortbrengen van nakomelingen aan beide kanten voortaan slechts 50% van de voortplantingskrachten werd gebruikt. Door de scheiding in twee geslachten kwam de andere 50% immers voortaan van het tegenovergestelde geslacht. Dat betekende dat aan beide kanten 50% van de krachten van het etherlichaam niet voor de voortplanting, het creëren van nieuw leven, werd gebruikt. Een deel van die vrijgekomen etherische voortplantingskrachten gebruikte Jahweh-Elohiem nu om het fysieke lichaam verder te vervolmaken ten behoeve van de inwerking van de geest, het geestelijke Zelf. Tot dan toe kon in de Lemurische tijd dat wat we 'geest' noemen, dat wil zeggen het vermogen om te denken, om bewust te worden, in de in ontwikkeling verkerende mens niet plaatsvinden. Daarvoor ontbrak hem het fysieke orgaan. In hem werkte weliswaar bewustzijn, maar dat was het hoge bewustzijn van de geestelijke wezens die aan zijn lichaam en zijn ziel bouwden en die zijn leven en handelen leidden. Een eigen bewustzijn had de wordende mens in die tijd nog niet. Wat er nu gebeurde was dat Jahweh-Elohiem de aan beide kanten vrijgekomen etherische voortplantingskrachten gebruikte om een heel nieuw orgaan te bouwen. Dat nieuwe orgaan is het zenuwstelsel met de hersenen. De hersenen zijn het fysieke orgaan waarmee wij mensen kunnen denken. Zij zijn daarom uitermate belangrijk voor de verdergaande ontwikkeling van het bewustzijn, met name voor het zelfbewustzijn of ik-bewustzijn. De grote gevolgen van de geslachtensplitsingHet voorgaande samenvattend kunnen we zeggen dat er een diepgaand verband bestaat tussen de splitsing in twee geslachten, het bestaan van mannen en vrouwen, de scheppende, etherische voortplantingskrachten en het vermogen van de mens om zelf, door middel van een eigen fysiek orgaan: de hersenen, te kunnen denken en zelfbewust te worden. Zonder al deze evolutionaire ontwikkelingen zou dat niet mogelijk zijn geweest. Het denken kon ontstaan doordat Jahweh-Elohiem krachten van het etherlichaam ontrok aan de voortplanting en deze benutte voor de verdergaande ontwikkeling van het fysieke lichaam, de ziel en de geest. Met de scheiding in twee geslachten kwamen de voortplantingskrachten op de sexualiteit te berusten, de aantrekkingskracht en samenwerking van het vrouwelijke en het mannelijke geslacht van buitenaf. Rudolf Steiner vertelde dat de sexuele organen in die oertijd in Lemurië nog etherisch, plantachtig van aard waren. Dat kwam omdat er nog geen fysiek-stoffelijke materie bestond. Nog geen vlees en bloed. Het etherisch overheerste volop. In de Bijbel wordt op die toenmalige plantachtige natuur van de voortplantingskrachten gewezen in Genesis 3 waar beschreven wordt dat Adam en Eva zich, nadat zij van de boom van kennis gegeten hadden, met vijgenbladeren bedekten.
Aanvankelijk onbewuste voortplantingDe astrale drift- en begeertekrachten die later de sexualiteit zo zouden gaan bepalen, speelden in die oertijd nog geen enkele rol. De geslachten werden tot elkaar aangetrokken door een harmonische liefde, afkomstig van de Elohiem. Deze liefde bestond uit een zuivere, wederzijdse aantrekkingskracht die geleid werd door geestelijke wezens. Omdat de voortplanting toen nog voornamelijk in het gebied van het etherische plaatsvond, buiten het astrale lichaam om, voltrok dit gebeuren zich onbewust. Zolang de toestand in het paradijs voortduurde en de astrale begeertekrachten geen rol speelden, duidde het bevruchtingsgebeuren zich in de toenmalige mens alleen in dromen aan. Die toestand duurde voort tot in het midden van de Atlantische tijd. In de Atlantische tijd werden de sexuele organen als gevolg van wat genoemd wordt 'de zondeval' meer en meer door de krachten van het astrale lichaam gepakt. Daarmee deed de met begeerte en hartstocht verbonden zinnelijke liefde zijn intrede, aangezet door het zien van en het verlangen naar het andere geslacht. In die tijd, de Atlantische tijd, was het ik – het geschenk dat de mens in de Lemurische tijd van Jahweh-Elohiem ontvangen had – al veel dieper in het door Lucifer beinvloedde astrale lichaam ingedaald. Als gevolg daarvan ontstonden in de mensen zelfzuchtige begeertes. Zij leidden er toe dat de etherische, plantachtige voortplantingsorganen geleidelijk aan omgevormd werden in fysieke, vleselijke organen. De sexuele organen waren de laatste organen die zich in het dichte vlees, het uit vlees en bloed bestaande fysieke lichaam, vormden. Daarmee verdween de van oorsprong zuivere, bovenzinnelijke liefde tussen de geslachten naar de achtergrond. In het volgende hoofdstuk zullen we zien welke rol de verleiding door de slang in het paradijs en de gebeurtenis die als 'de zondeval' beschreven wordt, in het proces van menswording speelde en nog speelt. BronnenRudolf Steiner, De Akashakroniek. De ontwikkeling van mens en aarde. GA 11. Rudolf Steiner, Geisteswissenschaftliche Menschenkunde, GA 107. Rudolf Steiner, Mythen und Sagen. Okkulte Zeichen und Symbole, GA 101. Zie voor de engelse vertaling https://www.rsarchive.org © Margarete van den Brink 2007-2025 - www.margaretevandenbrink.nl
|