De esoterische evolutie - 22 

De rol van de gevallen Engelen

De planetaire incarnaties van de Aarde:

1. Oude Saturnus 7. Vulcanus
2. Oude Zon 6. Venus
3. Oude Maan 5. Jupiter
4. Aarde

De ontwikkelingsperioden binnen de Aardetijd:

1. Het Polaire tijdperk 7. Het Zevende tijdperk
2. Het Hyperborese tijdperk 6. Het Zesde tijdperk
3. Het tijdperk Lemurië 5. Het Na-Atlantische tijdperk
4. Het tijdperk Atlantis

In het vorige hoofdstuk De slang in het paradijs (21) kwamen vragen aan de orde als: Waarom bestaat het kwaad in de wereld ? En: hoe kon het zijn dat het boze in de gestalte van de slang al in het paradijs aanwezig was terwijl de mens nog in de directe nabijheid van God verkeerde ?

Grote vragen als deze moeten we vanuit verschillende invalshoeken benaderen om de juiste antwoorden te kunnen vinden. Vandaar dat we in dit hoofdstuk nog wat dieper ingaan op de rol van het kwaad en de gevallen engelen in de menselijke evolutie.

De functie van het kwaad

Het vorige hoofdstuk vertelde dat de functie van het kwaad in de wereld voor het esoterische christendom direct samenhangt met de ontwikkeling van ons mensen naar hogere stadia van menszijn, bewustzijn en bestaan. Ooit, zo is de bedoeling, zullen wij vrije mensen worden in wie het goede, wijsheid en liefde, in hun hoogste vorm bewust leeft en uitgedragen wordt. Die hoge stadia van bewustzijn en moraliteit kunnen wij echter alleen bereiken als wij naast het goede, ook het kwaad leren kennen en er mee leren omgaan. Want alleen door de confrontatie met de tegenpool, het boze, worden we ons bewust wat het goede werkelijk is, wat het inhoudt en hoe het werkt. En dat maakt in het innerlijk de wil wakker om bewust naar het goede te streven.

Omdat deze opdracht zo wezenlijk met onze menselijke ontwikkeling samenhangt, hebben de leidende geestelijke wezens het menselijke leven zo ingericht dat wij continu te maken hebben met situaties waarin we zowel het goede als het negatieve: waarheid en leugen, rechtvaardigheid en rechteloosheid, agressie en inlevingsvermogen, enzovoort, tegenkomen. Door de werking daarvan aan den lijve te ondervinden leren we het verschil kennen tussen wat goed is en wat negatief of kwaad, hoe ze werken en wat hun gevolgen zijn.

Dat inzicht helpt ons om bewust keuzes te leren maken. Wat doe ik als iemand mij agressief behandelt of benadeelt? Sla ik op de vlucht? Sla ik terug? Of vraag ik mij af hoe ik hier op zo'n wijze mee kan omgaan dat de schade aan beide kanten beperkt wordt en de mogelijkheid om weer nader tot elkaar te komen overeind blijft?

Door op zo'n bewuste, zoekende wijze met het negatieve en het goede te leren omgaan, worden we innerlijk wakker en bewust en groeien we in geestelijk opzicht. Niet alleen neemt door dit actieve oefenen geleidelijk aan de wijsheid en liefdekracht van het hogere geestelijke zelf een beetje in je toe. Maar word je ook steeds iets meer vrij. Namelijk van de automatische, onvrije reacties die buiten je bewustzijn om direct uit je astrale lichaam voortkomen en die je doen en laten totaal kunnen beheersen.

Hoe het kwaad ontstond

Het vorige artikel beschreef aan de hand van het verhaal van de slang in het paradijs hoe het kwaad in de schepping ontstond en naar de mens toe kwam. De slang is het symbool voor Lucifer. Lucifer en de bij hem horende Engelen behoorden ooit tot de derde hiërarchie van de scheppende Engelenwezens.

In het verre verleden zonderden zij zich af van de hoge scheppende geestelijke wezens die als hemelse hiërarchieën boven hen stonden en in wier sfeer van waarachtigheid en openbaring zij leefden. Zij maakten zich los omdat zij vrij wilden worden van deze hogere geestelijke wezens boven hen en een eigen zelfstandig innerlijk en bestaan wilden hebben.

Het gevolg van deze afscheiding was dat Lucifer en zijn Engelen niet langer deel uitmaakten van de hemelse hiërarchieën en dus ook niet meer van de goddelijk-geestelijke sfeer van waarheid, waarachtigheid, goedheid en liefde die eigen is aan deze sferen. Als gevolg daarvan werd hun bewustzijn verduisterd en kregen onwaarheid, illusie, hoogmoed en egoïsme in hen de overhand. Zo werden zij tot 'gevallen engelen'. En daarmee tot tegenpolen en tegenkrachten van geestelijke wezens als de Elohiem die als scheppende wezens van de tweede hiërarchie op onzelfzuchtige wijze het licht en de vooruitgang van mens en aarde dienen.


Gustav Doré - Satan op weg om de val van Adam teweeg te brengen, illustratie bij 'Paradise lost' van John Milton

Een dergelijke val uit de eenheid van de goddelijke wereld vond in de loop van de kosmische geschiedenis niet alleen plaats binnen de hiërarchie van de Engelen. Dat gebeurde ook onder de Aartsengelen en de Archai of Geesten van de Persoonlijkheid. Ook onder hen waren er groepen geestelijke wezens die onder leiding van een aanvoerder, hetzelfde doel nastreefden als Lucifer. Namelijk vrij te worden van de invloed van de boven hen staande hiërarchische wezens van het licht en de vooruitgang om vanuit een toestand van zelfstandigheid eigen doelen na te streven.

Vandaar dat we in de schepping naast de Luciferische gevallen Engelen, ook gevallen Ahrimanische Aartsengelen en gevallen Asoerische Archai of Geesten van de Persoonlijkheid aantreffen.

Al deze groepen die uit gevallen geestelijke wezens bestaan, kregen in de loop van de evolutie toegang tot de mens om de genoemde opdracht te vervullen, namelijk als krachten van het kwaad een tegenpool te vormen ten opzichte van de scheppende geestelijke wezens van het licht en het goede.

Om die positie te bereiken drongen zij als eerste de lichamelijkheid van de wordende mens binnen: zijn astrale lichaam, en vervolgens zijn etherlichaam en tenslotte zijn fysieke lichaam. Vandaaruit drongen zij door naar de ziel en het ik. Zo breidden zij hun invloed ook uit in de persoonlijkheid, het ego-ik van de mensen.

Kosmisch drama

Dit kosmische drama waarin deze groepen Engelen, Aartsengelen en Archai zich losmaakten uit de hoge hemelse hiërarchieën van het licht en de vooruitgang en zich tegen hen verzetten, speelde zich af lange tijd vóór de toestand in het paradijs. Dat wil zeggen lang vóór de Hyperborese en Lemurische periode van de Aarde waar het paradijsverhaal zich afspeelde.

Het is zelfs zo dat deze groepen gevallen geestelijke wezens de wordende mens al binnendrongen in planetaire fasen die vooraf gingen aan de Aardeperiode: in de oude Saturnus, de oude Zon en de oude Maan.

De Asoerische Archai kregen al toegang in de oude Saturnusfase, toen de allereerste basis werd gelegd voor het menselijke fysieke lichaam.

Ahriman en zijn engelen trokken tijdens de oude Zonperiode het in kiem aangelegde etherlichaam of levenslichaam van de wordende mens binnen.

Terwijl Lucifer en zijn scharen zich tijdens de oude Maanperiode toegang verschaften tot het in wording verkerende astrale of zielelichaam.


Lucifer (links) en Ahriman (rechts)

Zo kwamen deze gevallen geestelijke wezens al in die oertijd in de menselijke lichamelijkheid te leven. Zij werden daar echter pas veel later, tijdens de Aardeperiode, actief.

Het offer dat gebracht wordt

Zoals hiervoor verteld is het belangrijk te beseffen dat deze gevallen geestelijke wezens niet vanuit zichzelf, maar vanuit de hoogste goddelijke leiding aangezet werden om ten behoeve van de ontwikkeling van de mens naar hogere bewustzijnsniveaus, de rol van tegenkracht op zich te nemen. En daarmee tegenspelers te worden van de scheppende wezens van het licht, zoals de Elohiem dat onder anderen zijn. Als tegenkrachten brachten deze gevallen wezens een offer. Een offer ? Ja. Om die rol van tegenkracht te kunnnen vervullen moesten zij hun eigen ontwikkeling als wezens van het licht loslaten en werden ze achtergebleven geestelijke wezens. En dat betekent: lijden. Want, net als in mensen, leeft ook in geestelijke wezens het verlangen zich verder te ontwikkelen naar hogere geestelijke niveaus.

Het is door de diepe behoefte te willen ontwikkelen dat de bovengenoemde drie groepen geestelijke wezens na hun losmaking tot tegenkrachten werden. Want vanuit deze diepe behoefte grepen zij in die nieuwe toestand naar de enige mogelijkheid die hen overbleef om dat alsnog te realiseren: naar de mens. Via de mens en dat wat als ontwikkelingspotentieel in de mens leeft, proberen zij, tot op de dag van vandaag, alsnog verder te komen en zo in kracht en macht toe te nemen. Met dat doel voor ogen drongen zij in de oertijd de lichamelijkheid van de mens binnen, en in een later stadium ook diens ziel en ik en daarmee zijn persoonlijkheid. Zo kwamen deze geestelijke krachten in de loop van de tijd in het drift-, begeerte- en emotieleven van ons mensen te leven en daarnaast in het gevoelsleven, het denken, het wilsleven en in het bewustzijn, inclusief het ik- of zelfbewustzijn.

De gebeurtenissen in het paradijs

Waarom is het belangrijk dit allemaal te weten? Omdat we alleen vanuit die achtergrond de gebeurtenissen in het paradijs en de verleiding door de slang, Lucifer, werkelijk kunnen begrijpen.

En de vragen kunnen beantwoorden die daardoor worden opgeroepen. Lucifer, de meest milde kracht van het boze, kon in het paradijs aanwezig zijn omdat hij al vanaf de oude Maanperiode toegang had tot het in ontwikkeling verkerende astrale lichaam van de in wording verkerende mens.

Wat zien we nu in de tijd waarin het paradijsverhaal zich afspeelde met name in dit astrale lichaam gebeuren ? Dat de Here God – zoals Genesis 2:7 vermeldt – de mens de levensadem inblies. Alzo, zo staat er dan, werd de mens tot een levende ziel.

Wat die tekst weergeeft is dat de Here God, Jahweh-Elohiem, op dat moment overging naar de volgende fase in het scheppingsproces van de mens, namelijk naar de creatie van de ziel in de lichamelijkheid.

Rudolf Steiner vertelt dat Jahweh-Elohiem om dat te bereiken het astrale lichaam zó bewerkt had dat daarin een innerlijke ruimte geschapen werd waarin een eigen binnenwereld kon ontstaan. Vandaar de uitdrukking: 'Zo werd de mens tot een levende ziel'.

Maar dat was niet het enige wat zich in die tijd voltrok. In deze nog in zijn allereerste prille toestand verkerende innerlijke zielewereld, druppelde Jahweh-Elohiem nu het ik van de mens. Het ik vormt het individualiseringsprincipe in de mens waardoor het eigen ik- of zelfbewustzijn kon ontstaan.

Lucifer en de wordende ziel

Wat gebeurde er tijdens dit gigantisch-grote gebeuren met Lucifer? Rudolf Steiner vertelt dat Lucifer vlak vóór de indruppeling van het ik door de Elohiem, zich vanuit het astraallichaam toegang verschafte tot deze nog slechts in kiem aanwezige mensenziel die later de gewaarwordingsziel wordt genoemd. Een stap die grote gevolgen had.

Want Lucifer kreeg daarmee niet alleen toegang tot de primaire astrale- of zielekrachten als driften, begeerten, emoties en hartstochten. Maar kon hij ook de kiem van het ik bereiken dat in de mens ingedruppeld werd. Zo kwam hij niet alleen in het astrale lichaaam en de ziel van de mens te leven, maar ook in zijn persoonlijkheids-ik. Dat wil zeggen in dat deel van het ik dat met het astrale lichaam verbonden is.

En de andere groepen van gevallen geestelijke wezens? Die kregen pas later toegang tot de binnenwereld, de ziel en het ik, van de mensen. Ahriman drong in de Atlantische tijd via het etherlichaam door naar het in aanleg verkerende menselijke denkvermogen. Terwijl de Asoerische Archai nog weer later, in de Na-Atlantische tijd, vanuit het fysieke lichaam de stap zetten naar de zielekracht die we de wil noemen. Vandaaruit reiken zij naar het ik en de geest.

De gevolgen van de daad van Lucifer in Lemurië

In de Lemurische tijd, de tijd van het paradijsverhaal, hebben we met betrekking tot de ziel en het ik, echter nog alleen met Lucifer te maken. Wat waren de gevolgen van de daad van Lucifer?

Rudolf Steiner vertelt dat het menselijke drift- en begeerteleven dat eigen is aan het astrale lichaam, onder invloed van Lucifer veel en veel heftiger en hartstochtelijker werd dan de bedoeling van de Elohiem was geweest. Niet alleen nam het begeerte- en emotieleven en de daarbij horende impulsen, wensen en hartstochten in de wordende mens uitermate sterk toe. Maar hij raakte door de verbinding die Lucifer aanging met het wordende ik, ook steeds meer op zichzelf gericht. Dat wil zeggen op de wil zich prettig te voelen in zichzelf en met zichzelf en dat gevoel continu te willen versterken.

Met dit inkapselende, op zichzelf gerichte gebaar, deed het ego-isme, de zelfzuchtige kant van het ik, zijn intrede. Op die wijze trok Lucifer het in ontwikkeling verkerende menselijke ik met behulp van de toegenomen drift- en emotiekrachten naar zich toe én naar beneden. Daarmee raakte de mens losser van de geestelijke wereld van oorsprong en ontstond de mogelijkheid van dwaling, onwaarheid, illusie, en de allereerste aanzet tot het boze. Als gevolg van deze Luciferische drift- en begeertekrachten en de daarmee gepaard gaande lust- en onlustgevoelens, verbond de mens zich steeds sterker met de aardewereld. Zo zonken wij mensen versneld omlaag naar een leven in de fysiek-materiële wereld.

Genesis - De Schepping en de zondeval

De zondeval

Het bovenstaande laat zien dat het Lucifer lukte om de wordende mens voor zijn eigen gewin losser te maken van de geestelijke wereld van oorsprong en hem steeds iets meer in zijn eigen macht te krijgen. Dat Lucifer daarin slaagde was het directe gevolg van zijn eigen proces van afscheiding van de geestelijke wereld en de kracht die hij daarmee veroverd had. Zo voltrok zich via Lucifer in de mens datgene wat genoemd wordt: de zondeval. Dat wil zeggen: de val in de afzondering. De afzondering van de goddelijke wereld van oorsprong en daarmee in de greep van de krachten van het boze.

Hoe ging Jahweh-Elohiem met deze nieuwe situatie om? Dat vertelt het volgende hoofdstuk.


Bronnen

Rudolf Steiner, Het Bijbelse scheppingsverhaal, GA 122,

Rudolf Steiner, Die Welt des Geistes und ihr Hereinwirken in das Physischen Dasein, GA 90 (over Lucifer).

Rudolf Steiner, Kosmische Hiërarchieën, De evolutie van aarde en mensheid, GA 110.

Engelse vertaling: https://www.rsarchive.org

© Margarete van den Brink 2007-2025 - www.margaretevandenbrink.nl

 

naar boven