![]() |
De Esoterische Evolutie - 2De zeven planetaire fasen van ontwikkelingIn het vorige hoofdstuk vertelde ik dat volgens de esoterische traditie - de oude wijsheid dus - de weg van de mens een gang is naar steeds hogere niveaus van bewustzijn. Een ontwikkelingsweg die zeven verschillende bewustzijnstoestanden kent. Zij begint in een toestand van diep trance-bewustzijn en komt tot een hoogtepunt in een toestand waarin de mens zelfbewust albewustzijn bezit en zelf schepper geworden is. Met andere woorden een toestand heeft bereikt waarin zijn innerlijke goddelijke geest volledig tot ontplooiing gekomen is. Ik beloofde te vertellen wat we ons bij die verschillende fasen van bewustzijnsontwikkeling moeten voorstellen. Eerst wil ik in dit hoofdstuk nog iets anders duidelijk maken. Drie eerdere belichamingenNet als de mens maakt ook de Aarde als planeet, steeds opnieuw een wederbelichaming door. Dat wil zeggen dat ze in verschijning treedt, zich na verloop van tijd weer terugtrekt in de geestelijke wereld, en daar op een gegeven moment weer in een nieuwe vorm uit tevoorschijn komt. De Aarde zoals wij haar nu kennen, is niet de eerste vorm. De westerse en de oosterse esoterische traditie wijzen er op dat aan de huidige Aarde drie eerdere planetaire toestanden vooraf gingen. Op die vroegere planetaire situaties was de toestand totaal anders dan hedentendage op Aarde. Hieronder een korte schets. De planetaire toestand die aan die van de Aarde vooraf ging wordt in de esoterie 'de Maan' genoemd. Deze Maantoestand is niet dezelfde als de maan die we in onze tijd aan de nachtelijk hemel zien staan. De maan die 's-nachts aan de hemel staat is een klein, oud, overblijfsel van de vroegere Maanperiode in dat oerverre verleden – nog vóórdat de Aarde geschapen werd. Om de twee uit elkaar te houden en het verschil tussen beide toestanden duidelijk te maken, wordt die vroegere belichaming 'de oude Maan' genoemd. Op een gegeven moment, aan het eind van zijn planetaire bestaan, heeft deze oude Maan zijn uiterlijke vorm losgelaten en ging weer op in de geestelijke wereld. Na verloop van tijd kwam daar een nieuwe belichaming uit tevoorschijn: de planeet Aarde. PralayaDat zich terugtrekken in de geestelijke wereld van een planetaire toestand kunnen we vergelijken met het sterven van een mens. Als de dood intreedt legt de mens zijn fysieke lichaam af en stijgt op naar de geestelijke wereld. Dan begint een verwerkingsproces van het afgelopen leven. Op een gegeven moment is de tijd daar en wordt hij in een totaal nieuwe situatie opnieuw geboren. Zo is dat ook met een planetaire toestand het geval. Zij duurt een tijd, 'sterft' dan en gaat over in een geestelijke toestand in de geestelijke wereld. Daar wordt de afgelopen planetaire periode afgesloten en de nieuwe voorbereid. De periode in de geestelijke wereld tussen twee planetaire toestanden wordt in de westerse en de oosterse esoterie 'pralaya' genoemd. 'Pralaya' geeft een toestand aan van rust, van ingekeerd zijn, waarin de planeet uiterlijk verdwenen is. Er vindt dan geen uiterlijke kosmische activiteit plaats, maar wel wel op het onzichtbare, innerlijke, geestelijke gebied. De oude Zon en de oude SaturnusOok aan de oude Maan ging een eerdere belichaming, een eerdere planetaire toestand, vooraf. Deze wordt 'de oude Zon' genoemd. Ook de oude Zon toestand is niet identiek aan de huidige zon die ons van buiten af het daglicht schenkt. Wel is het zo dat de tegenwoordige zon een rest, een overblijfsel, is van wat eens een onvoorstelbaar grote machtige Zonnetoestand in het oerverre verleden was die alles omvatte. Op haar beurt ging ook aan de oude Zon een andere planetaire belichaming vooraf. Die voorgaande toestand wordt de 'oude Saturnus' genoemd. De huidige planeet Saturnus is een klein overblijfsel van de oersituatie die als de oude Saturnus beschreven wordt: een onvoorstelbaar omvangrijke planetaire toestand in een totaal andere sfeer en vorm dan de huidige. Met de oude Saturnus toestand neemt de cyclus van zeven planetaire toestanden een aanvang. De oude Saturnus vormde het allereerste begin van ons huidige zonnestelsel. Als we het voorgaande samenvatten, hebben we nu dus vier elkaar opvolgende belichamingen of planetaire toestanden benoemd: de oude Saturnus, de oude Zon, de oude Maan, en onze huidige planeet Aarde. De laatste is de vierde in de rij van in totaal zeven planeten-belichamingen. Toekomstige planetaire belichamingenOok onze huidige planeet Aarde zal ooit ophouden te bestaan. Zij zal dan door een pralaya heengaan en in een nieuwe toestand als een nieuwe planeet tevoorschijn treden. Een toestand die volkomen anders zal zijn dan die van de Aarde. Die nieuwe planetaire toestand wordt in de esoterie 'Jupiter' genoemd. Op zijn beurt zal de Jupitertoestand ooit, in de verre, verre toekomst overgaan in een planetaire belichaming die 'Venus' heet. Beide nieuwe planetaire toestanden dragen dezelfde namen als de huidige planeten Jupiter en Venus maar zijn daar niet mee te vergelijken. De toekomstige toestanden zullen veel meer omvatten en er totaal anders uitzien. De cyclus van zeven ontwikkelingstoestanden of planetaire fasen wordt afgesloten met de planetaire toestand die 'Vulcanus' wordt genoemd. Als we de hele cyclus in schema brengen, krijgen we het volgende beeld:
Het overzicht laat een gigantisch proces van in verschijning tredende en weer verdwijnende planetaire situaties zien. We zouden het ook een geweldig kosmisch proces van uitademing en inademing kunnen noemen. In haar boek 'Isis Ontsluierd' vertelt de theosofe mevrouw Blavatsky dat deze 'kosmische dagen en nachten' in de oeroude geschriften van het Hindoeïsme beschreven worden als de uitademing en de inademing van Brahma. Brahma, de allerhoogste Godheid, wordt ook 'de grote adem' genoemd. Hij ademt, zo wordt gezegd, een gedachte uit en deze wordt tot kosmos, tot zonnestelsel en tot een planetaire toestand. Na verloop van tijd ademt hij weer in en wordt alles wat bestaat weer opgenomen in de schoot van 'de grote moeder' of de geestelijke wereld. Opnieuw komen we hier de overeenkomst tegen tussen de Godheid Brahma uit de oosterse Hindoetraditie en de Logos, of het goddelijk Al-Ene bewustzijn uit de westerse esoterie, zoals ik in het vorige hoofdstuk liet zien. Ook van de Logos, het goddelijke Woord, gaat een gedachte, een woord, uit dat uiteindelijk de schepping van hemel en aarde tevoorschijn brengt. De zeven planetaire toestanden: de weg van de Oude Saturnus tot en met Vulcanus, vormt de basis van de bewustzijnsontwikkeling die wij gaan. Elk van deze planetaire toestanden vervult een bepaalde opgave in de ontwikkeling van ons mensen naar een hoger niveau van bewustzijn en mens-zijn. Ieder op zich creëert daarvoor de juiste conditie. Is die opgave vervuld, dan houdt die planetaire situatie op te bestaan en gaat, na een toestand van pralaya in de geestelijke wereld, over in een volgende planetaire toestand, waar een nieuwe opdracht wacht. Waartoe dienen de zeven planetaire toestanden?Om de weg naar een eigen bewustzijn en een eigen geest te kunnen gaan búiten de geestelijke wereld van oorsprong, hebben wij mensen een eigen lichamelijkheid nodig. Dat wil zeggen een eigen fysiek lichaam, een etherlichaam en een astraallichaam. Daarnaast hebben we een ik nodig om tot zelfbewustzijn te kunnen komen. Pas als wij mensen deze vier elementen bezitten, kunnen wij op aarde op een unieke, eigen wijze onze goddelijke kern, ons geestelijke Zelf - dat wat deel uitmaakt van het goddelijke Al-Ene - tot ontwikkeling brengen. En zo in de loop van de planetaire incarnaties die op die van de Aarde volgen, tot een vrije, vanuit zelfbewustzijn scheppende geest worden. Onze lichamelijkheid en ons menselijke ik ontstonden niet zomaar toevallig of vanzelf. Ze werden ons bewust geschonken door uitermate hoge, geestelijke engelenwezens die met elkaar de geestelijke hiërarchieën vormen. Deze bijna goddelijke hiërarchische engelwezens bezitten onvoorstelbaar hoge, scheppende vermogens waarmee zij, in dienst van de hoogste Godheid, de Drie-eenheid, nieuwe werelden, nieuwe zonnestelsels en nieuwe planetaire situaties creëren. Vandaar dat zij met name in de oosterse wijsheid ook goden worden genoemd. Op een zelfde wijze schiepen deze goddelijke wezens in achtereenvolgende planetaire situaties de lichamelijkheid van ons mensen en alles wat wij voor onze ontwikkelingsweg nodig hebben. In een onvoorstelbaar lang proces dat meerdere planetaire periodes besloeg, ontwikkelden zij ons fysieke lichaam, ons etherlichaam en ons astraallichaam tot in hun huidige vorm. Daarnaast schonken deze hoge scheppende hiërarchische wezens ons een ik. Met name dit laatste, dit ik, maakte mogelijk dat onze geestelijke kern, ons diepste wezen, dat als Godsvonk deeluitmaakt van de goddelijke wereld, zich met ons lichamelijke huis: ons astraallichaam, etherlichaam, fysieke lichaam en ik, kon verbinden. Daardoor werd leven en ontwikkeling op aarde mogelijk. Het scheppingsproces van de menselijke lichamelijkheid – in grote lijnenDe schepping van de lichamelijkheid van de mens begint in de 'oerplanetaire' ontwikkeling, de oude Saturnus periode. In mijn artikel De Engelenhiërarchieën als scheppers van mens en aarde vertel ik hoe de goddelijk-geestelijke wezens uit de hoogste hiërarchieën van engelen dat werk volbrachten. Geesten van de Wil (Tronen) en Geesten van de Wijsheid (Kyriotetes) en Geesten van de Beweging (Dynameis) werkten samen met Geesten van de Vorm (de Elohim, ook Exousiai genoemd) en creëerden zo de allereerste planetaire toestand: de oude Saturnus. In die toestand die toen nog geheel en al geestelijke was en niet materieel, weefden zij de eerste aanleg van wat in latere planetaire toestanden het fysieke lichaam van de mens zou worden. In iedere volgende planetaire toestand werd dit scheppingswerk aan de fysieke lichamelijkheid voortgezet. Op de planetaire toestand die op de Oude Saturnus volgde, de oude Zon-toestand, werkten de hoge scheppende geestelijke wezens verder aan de ontwikkeling van het fysieke lichaam, en voegden daar op een gegeven ogenblik een etherlichaam aan toe. Het etherische element bestaat uit levenskrachten: energieën die 'leven' inhouden en veroorzaken, ja 'leven' zijn. Dat etherische lichaam, dat ook 'het levenslichaam' wordt genoemd, doortrok het in wording verkerende fysieke lichaam met levenskracht en bracht het zo tot leven, tot een levend lichaam. Vóór die tijd, in de oude Saturnus toestand, was dat nog niet het geval. Toen 'leefde' het wordende fysieke lichaam nog niet. Op de oude Maantoestand, de derde planetaire toestand, werd opnieuw verder gewerkt aan het wordende fysieke lichaam (dat ook dan nog niet uit materie bestaat, dat wil zeggen uit fysieke, minerale stoffelijkheid). Ook het etherlichaam wordt verder ontwikkeld. Als dat gebeurt vindt in deze planetaire toestand opnieuw een invoeging plaats. Hoge engelenwezens creëren een astraallichaam en doortrekken daarmee het etherlichaam en fysieke lichaam in wording met astraliteit. Het astrale element heeft te maken met beweging, driften en emoties. In de wordende mens ontstond nu naast leven (door het etherlichaam), door het astraallichaam ook beweging en eerste uitingen van emotie. Het laat zien dat toen een allereerste begin werd gemaakt met de vorming van een eigen binnenwereld: de eigen ziel of het eigen innerlijk. In de oude Maantoestand spreken we nog van de 'wordende mens'. De wordende mens kunnen we het beste typeren als een 'voorouder toestand' van de mens. We zijn in dat stadium nog geen 'echt' mens. De echte mens ontstond pas in de Aarde periode – de planetaire toestand die op de oude Maantoestand volgt. Op Aarde pas werkelijk mensIn de vierde planetaire toestand, die van de Aarde, werkten de hoge geestelijke wezens verder aan het fysieke lichaam. Gaandeweg kreeg dit lichaam meer en meer de vorm die wij tegenwoordig kennen. Dat komt omdat de scheppende wezens op Aarde het mineraal-stoffelijke element invoegden en inbouwden in wat eerder nog een vloeibare fysieke lichaam was. Daardoor werd het vast, dicht en stevig. Op Aarde gaat ook het werk aan de verdere vervolmaking van het etherlichaam en het astraallichaam voort. Dan, als de hele lichamelijkheid (dus het fysieke, etherische en het astrale lichaam) een bepaalde ontwikkeling heeft bereikt, voegen hoge engelenwezens opnieuw een nieuw element toe: het ik. Net als de verschillende lichamen is ook het ik een gave van hiërarchische scheppende wezens. In dit geval van de Geesten van de Vorm, ook de Elohim of Exousiai genoemd. Het ik is een actief, individualiserend, geestelijk principe waardoor we een individu, een eigen persoon op zichzelf kunnen worden. Zonder een ik zou dat niet mogelijk zijn. Het bezit van het ik maakte ingrijpende nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Eén daarvan is dat door dit ik onze geestelijke kern, ons geestelijke Zelf, de Godsvonk in ons, zich met onze verschillende lichamen kon verbinden. En dat niet alleen, zich daar ook in kan ontwikkelen. Ik kom op dat proces van verbinding van de geest met de lichamelijkheid via het ik later nog uitgebreid terug. Door deze invoeging van het ik in de lichamelijkheid werden wij op Aarde eigenlijk pas mens in de werkelijke betekenis van het woord. Dat feit wordt in de esoterische wijsheid steeds weer benadrukt. Door het ik en de inwonende geest onderscheidt de mens zich van de dieren. Je kunt ook zeggen: heeft hij de vermogens om zich boven het niveau van de dieren te verheffen. Dat komt omdat beide, ik én geest samen, zelf-bewustzijn creëren. Daardoor wordt (zelf)bewustzijn en ontwikkeling van binnenuit mogelijk. Want doordat wij een eigen ik en daarin een zich ontwikkelende geest of geestelijk Zelf bezitten, kunnen we in persoonlijk en in geestelijk opzicht groeien. Planten en dieren kunnen dat niet omdat zij geen ik bezitten. Platen hebben alleen een fysiek en een etherlichaam, dieren alleen een fysiek lichaam, een etherlichaam en een astraallichaam. De menselijke ontwikkeling kan in wezen eindeloos doorgaan omdat onze geest als deel van de goddelijke geest, in wezen oneindig bewustzijn bezit. Vandaar dat wij mensen ooit zo ver zullen komen dat wij al-bewustzijn zullen bereiken en vandaaruit scheppend zullen worden. De planetaire periodes Jupiter, Venus en Vulcanus:Werken aan de omvorming van de verschillende lichamen,ontplooiing van de geestIn onze huidige tijd, nu, op Aarde, werken wij mensen aan onszelf. Met behulp van ons ik en onze geest nemen we afstand tot onszelf en kijken we naar binnen. We denken na over onze gedachten, onze emoties, onze gevoelens en de wijze waarop we ons gedragen. Zo worden we bewust wat en hoe we de dingen doen, wat goed is en wat niet en wat we willen veranderen en leren. Vervolgens oefenen wij dat in de dagelijkse praktijk van het leven. Zo groeien wij steeds verder. Het bijzondere is dat wij mensen, door zo aan jezelf te werken, in wezen al scheppend actief zijn. Want, door je op jezelf te bezinnen en aan jezelf te werken, vorm je – zoals dat in de esoterische traditie heet - met behulp van je ik en je geest, je astraallichaam om. Het astraal lichaam is de drager van het ego, ons alledaagse 'gewone ik' dat op zichzelf is gericht. Het bevat al onze nog niet ontwikkelde, ongezuiverde impulsen, gedachten, gevoelens en gedrag. Word je je daarvan bewust en ga je daar bewust aan werken en jezelf leiden en sturen, dan werk je aan de zuivering van je astraallichaam. Het is interessant te weten dat we daarmee werk verrichten dat al in vroegere tijden door leerlingen in de mysteriescholen werd gedaan. De zuivering van het astrale lichaam was een van de allereerste vereisten op de geestelijke weg naar hogere niveaus van bewustzijn. Want ook toen gold al: iedere keer als je fundamenteel iets bewust in jezelf verandert – bijvoorbeeld een bepaalde neiging tot kritiek, jaloezie of tot verlies van jezelf onder controle brengt - komt er door de omvorming van je astrale lichaam een deeltje van je geestelijke Zelf in je ik vrij. En met elk stukje dat je innerlijke geestelijke Zelf in je vrijkomt, neemt de kracht van de geest in jezelf, in je ik, toe. Het gevolg is dat je bewustzijn wordt verhoogd en je meer innerlijke kracht en wijsheid krijgt. Zo groei je in geestelijk opzicht. Met dit omvormingsproces van ons astrale lichaam en daarmee ook van ons ego, maken we in onze huidige tijd hier op Aarde een allereerste begin. In de Jupiterperiode, de planetaire periode die op die van de Aarde volgt, zullen wij dit geestelijke zelf geheel en al in ons tot ontwikkeling hebben gebracht. Daardoor zal ons leven op de volgende planeet totaal anders zijn dan ons huidige. We zullen dan door de opengegane geest helderziend zijn en op een heel andere wijze met onszelf en andere mensen omgaan. Geestzelf, Levensgeest en GeestmensWat gebeurt er nu in de volgende planetaire fase, de Venus toestand? Voor ik daar iets over kan zeggen, eerst iets meer over de geest of Godsvonk die in ons leeft. Zowel de esoterische traditie van het westen als die van het oosten vertelt dat de Godsvonk die als deel van het goddelijke bewustzijn (de Logos, Brahma) in ons leeft, zich in de mens door middel van een geestelijke scholingsweg op drie verschillende niveaus realiseert in steeds hogere wijsheid en liefde. Op het eerste niveau heet de Godsvonk: Geestzelf, of met een term uit het sanskriet: Manas. Op het tweede niveau heet deze: Levensgeest of, in het sanskriet, Boeddhi. Op het derde en hoogste niveau: Geestmens of Atma. Het Geestzelf of Manas ontwikkelt zich doordat we bewust aan onszelf werken en daarmee het astrale lichaam omvormen. De Levensgeest of Boeddhi ontplooit zich doordat wij mensen op een nog diepere laag aan onszelf werken en daarmee het etherlichaam of levenslichaam omvormen. Daardoor gaat ons bewustzijn op een nog hoger niveau in ons open dan in de vorige fase. We zullen dan scheppend actief worden op het gebied van het leven. Tenslotte komt de Geestmens of Atma in ons mensen tot ontplooiing doordat we, wederom door nog weer diepgaander werk aan onszelf, de geestelijke grondslag van het fysieke lichaam raken en daarmee dit lichaam omvormen. Dan zal door deze omvorming op dit derde niveau in ons het albewustzijn tevoorschijn treden. En daarmee het vermogen op een nog veel hoger niveau te scheppen dan in de twee eerdere fasen. Pas als wij dit derde niveau van geestelijke ontwikkeling hebben bereikt, zullen wij de goddelijke geest in heel zijn volheid in ons tot ontwikkeling hebben gebracht. Rudolf Steiner wees erop dat we het tweede niveau van geestelijke ontwikkeling, de fase van de Levensgeest of Boeddhi, zullen bereiken in de Venus periode, de zesde planetaire fase. Dat zal zo zijn omdat we dan als individu behalve ons astraallichaam ook ons etherlichaam geheel en al hebben omgevormd. Als teken daarvan zullen wij licht uitstralen. Tenslotte zal door de omvorming van het fysieke lichaam in de Vulcanus periode ons bewustzijn tot albewustzijn opstijgen. Dat zal ons het vermogen geven levende wezens te kunnen scheppen. Als we de ontwikkelingsweg van ons mensen in heel zijn grootsheid tot ons laten doordringen en innerlijk beleven, kunnen we dan niet vol ontzag zeggen: Wát een perspectief heeft onze menselijke ontwikkeling. En wat hebben wij mensen een grootse opdracht…. ! Tot slot vat ik dit en het voorgaande hoofdstuk nog eens samen in een schematisch overzicht van de zeven planetaire toestanden en de daarin ontwikkelende lichamelijkheid, onze geestelijke mens en daarmee de verschillende lagen van bewustzijn.
In de volgende hoofdstukken gaan we in op de vraag hoe de lichamelijkheid van de mens, zijn geest en bewustzijn zich via de verschillende planetaire toestanden en subtoestanden binnen de planetaire situatie ontwikkelden en in de toekomst nog zullen ontwikkelen. Literatuur
© Margarete van den Brink 2007-2025 - www.margaretevandenbrink.nl
|