![]() |
De Esoterische Evolutie - 9De bijbelse scheppingsgeschiedenisDe tijdperken van de Aarde-ontwikkeling:
In het vorige hoofdstuk 'Het uittreden van de Zon' werd verteld dat de periode waarin de Zon in de Hyperborese tijd van de Aarde uit het gezamenlijke wereldlichaam trad, de tijd markeert waar het boek Genesis van de Bijbel – het scheppingsverhaal - over spreekt. In dit hoofdstuk en in een paar hoofdstukken hierna, maken we een korte uitstap naar de esoterische achtergronden van het bijbelse scheppingsverhaal. Dit om te laten zien welke frappante overeenkomsten er bestaan tussen dat wat in het eerste boek van de Bijbel wordt verteld en de esoterische evolutieleer zoals Rudolf Steiner onder woorden brengt. In zijn geesteswetenschappelijk werk legt Rudolf Steiner het accent op de beschrijving van de evolutie van mens en aarde in het algemeen. In augustus 1910 gaf hij echter eenmalig ook een serie lezingen specifiek over het bijbelse scheppingsverhaal. De lezingen verschenen later in boekvorm. In de nederlandse vertaling luidt de titel: Het Bijbelse scheppingsverhaal. Rudolf Steiner maakt daarin duidelijk dat je aan het begrip evolutie ook een spirituele invulling kunt geven. En dat we het scheppingsverhaal in het boek Genesis in de Bijbel ook als een fase in een groot kosmisch evolutieproces kunnen zien. Hoe? Dat legt hij uit. In dit en het volgende hoofdstuk beginnen we eerst met een algemene inleiding op dit onderwerp. Daarna volgt dan de beschrijving van de zeven scheppingsdagen in de Bijbel gezien vanuit het perspectief van de esoterische evolutieleer. Vanzelfsprekend kan deze materie - vanwege haar geweldige gecompliceerheid - slechts een schets, een tipje van de sluier, zijn. Genesis en het zienerschapHet boek Genesis, zo zegt Rudolf Steiner in de bovengenoemde serie, berust op waarheid. Wat daarin wordt beschreven heeft werkelijk plaatsgehad. Wat beschreven wordt moet echter geheel anders worden uitgelegd als de creationisten (de schepping vond plaats in zes dagen) en moderne theologen (Genesis is niet meer dan een symbolisch verhaal) dat doen. De auteur van het Genesisverhaal, zo Rudolf Steiner, was een ziener. Deze ziener – Mozes - was een ingewijde. Als ingewijde was hij in staat in grootse beelden de oertijd van de Aarde en de schepping van de mens geestelijk te schouwen en daarin de werkzaamheid van hoge engelwezens waar te nemen die bij dit goddelijke werk betrokken waren. Dat wat hij zag deelde hij op een uiterst nauwkeurige wijze mee in het eerste boek van de Bijbel. Zieners of hoge ingewijden zoals de schrijver van Genesis kunnen dit soort grootse en levendige beelden uit de oertijd geestelijk waarnemen en ontvangen omdat zij enerzijds hun wijze van denken vrij kunnen maken van aardse invloeden en het puur verstandelijke denken dat aan het fysieke lichaam gebonden is. En anderzijds omdat zij vanuit geestelijke organen in de geestelijke wereld kunnen schouwen. Een dergelijk helderziend schouwen tot in het oerverre verleden is mogelijk omdat alles wat ooit op Aarde geworden is en plaatsgehad heeft, in een soort kosmisch geheugen wordt opgeslagen. Dat kosmische geheugen wordt de Akasha kroniek genoemd. De Akasha kroniek bevindt zich in de hogere gebieden van de geestelijke wereld. Alleen hoge ingewijden die de daarvoor de geschikte geestelijke vermogens bezitten kunnen haar raadplegen en de verkregen beelden op de juiste wijze interpreteren. De schrijver van het boek Genesis was zo'n hoge ingewijde. Rudolf Steiner was dat ook. De oud-hebreeuwse taalIn zijn lezingen over het bijbelse scheppingsverhaal vertelt Rudolf Steiner dat het geen toeval is dat dit grootse, oermachtige document van het menselijke bestaan oorspronkelijk in de oud-hebreeuwse taal verscheen. Het oud-hebreeuws is een taal die nog zo levend is dat zij tot in haar letters de realiteit van de schouwingen kon opnemen die de zieners op het gebied van de geest ervaarden. Daarom werken de teksten op een heel bijzondere wijze op de zielen van de mensen in. Dat gold met name voor de leerlingen in de hebreeuwse mysteriescholen zoals deze ver vóór Christus bestonden. Als deze leerlingen de beginwoorden van Genesis: B'reschit bara elohim et haschamajim w'et ha'arez hoorden uitspreken en op zich lieten inwerken gebeurde er iets diep ingrijpends in hun ziel. Tegelijk met het uitspreken verschenen voor hun innerlijk oog in machtige beelden de taferelen over de oertoestand en de schepping van de Aarde zoals de ingewijde schrijver van Genesis deze oorspronkelijk voor zich zag. Beelden die de mysterieleerlingen tot in het diepst van hun hart raakten. Daardoor konden zij de waarheid ervaren die in deze teksten besloten ligt. De interpretatie vanuit het esoterische christendomB'reschit bara elohim et haschamajim w'et ha'arez wordt in de meeste bijbelvertalingen vertaald met: In den beginne schiep God de hemel en de aarde. Men gaat er meestal van uit dat daarmee de fysieke hemel en aarde wordt bedoeld zoals wij die nu kennen. Volgens Rudolf Steiner is dat niet het geval. Er zijn maar weinig documenten over de mensheidsontwikkeling te vinden, zei hij, waar je door een verkeerde vertaling en interpretatie zo ver van de ware betekenis verwijderd kunt raken als bij Genesis, het bijbelboek dat de zeven scheppingsdagen beschrijft. Hoe zit het dan wel? De ElohiemDe vraag wat dan wel met de schepping van hemel en aarde is bedoeld, laten we liggen voor de volgende hoofdstukken. In dit hoofdstuk houden we ons eerst bezig met een ander raadsel dat de zin 'B'reschit bara elohim et haschamajim w'et ha'arez' direct al oproept. Wat moeten wij bijvoorbeeld onder het begrip 'elohiem' verstaan? Volgens de oud-hebreeuwse grammatica is Elohiem de meervoudsvorm van het enkelvoudige Eloa. Eloa wordt in de hebreeuwse bijbel, de Tenach, hoogst zelden gebruikt. Op zich zijn Eloa en Elohiem afgeleiden van de algemene, in veel semitische talen gebruikelijke omschrijving 'EL' voor geestelijke of goddelijke wezens. We vinden EL bijvoorbeeld terug in het aramese Elah of Elaha, in de naam van de profeet Elia en in het arabische Allah. 'Elohiem', de meervoudsvorm, wordt in de protestantse en rooms-katholieke Bijbel vertaald met God, Heer of Here en daarmee dus in het enkelvoud. Hetzelfde geldt voor de Septuagint, de griekse vertaling van het Oude Testament. 'Elohiem' wordt hier vertaald met het enkelvoudige 'Theos' dat 'God' of 'Godheid' betekent. Theologen en bijbelexegeten over de hele wereld hebben zich het hoofd gebroken om verklaringen te vinden voor de vraag waarom in de oorspronkelijke tekst de meervoudsvorm Elohiem gebruikt werd, de werkwoordvorm, 'bara' in het enkelvoud staat en 'Elohiem' praktisch overal in het enkelvoud wordt vertaald.
De Geesten van de VormWat zegt het esoterische christendom hier over? Zoals we in het vorige hoofdstuk zagen vertelt Rudolf Steiner dat de Elohiem hoge scheppende geestelijke wezens zijn die tot de hoge engelenhiërarchieën behoren. Zo hoog dat je ze zelfs 'goden' kunt noemen, De Elohiem zijn echter niet identiek aan of gelijk te stellen met 'God' in de zin van de Drie-eenheid of van God de Vader, zoals veelal wordt aangenomen. De Elohiem waarover de Bijbel in Genesis spreekt omvat een groep van zeven hoge scheppende engelwezens die in het esoterische christendom ook Geesten van de Vorm worden genoemd. In het Nieuwe Testament worden zij ook aangeduid met de naam 'Exousiai' of (door Paulus) 'Machten' Zij behoren tot de zesde hierarchie van scheppende geestelijke wezens. Samen met de boven hen staande geestelijke wezens van de nog hogere hiërarchieën (Serafijnen, Cherubijnen, Tronen en de Kyriotetes en Dynameis) en de beneden hen staande lagere hiërarchieën (Archai, Aartsengelen en Engelen) vormen zij de negen hemelse engelenhiërarchieën. Deze negen engelenhiërarchieën staan in dienst van en zijn de uitvoerders van de intenties en het scheppingswerk van de Goddelijke Drie-eenheid. De Goddelijke Drie-eenheid of Triniteit (God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest) bevindt zich ver boven deze engelenhiërachieën. Het is in opdracht van deze veel hogere goddelijke instantie dat de Elohiem scheppend vorm geven aan de ontwikkeling op Aarde. Omdat zij zó hoog ontwikkeld zijn, zijn zij, zoals gezegd, als 'goddelijk' of als 'scheppende goden' te beschouwen. Maar vanwaar het enkelvoud? Rudolf Steiner vertelt dat de zeven Elohiem of Geesten van de Vorm tijdens de schepping van mens en Aarde ieder vanuit zichzelf, vanuit het eigen vermogen, scheppende krachten inbracht. Tegelijkertijd werkten zij op zo'n harmonische wijze samen dat ze een eenheid vormden. Dat laatste is de reden waarom in Genesis 1:1 het hebreeuwse woord 'bara' in het enkelvoud staat en dus in 'schiep' vertaald moet worden. Met andere woorden, de oud-hebreeuwse tekst 'B'reschit bara elohim et haschamajim w'et ha'arez' gebruikt volkomen terecht de aanduiding 'elohim' en de enkelvoudsvorm. De Geest van de ElohiemGenesis 1:2 brengt met betrekking tot de Elohiem nog een ander geheim aan het licht. In de officiële nederlandse bijbelvertaling uit 2021 wordt gezegd dat de aarde nog woest en doods was en dat duisternis over de oervloed lag. En dan '…maar Gods geest zweefde over het water'. Het oud-hebreeuws spreekt echter van '…ruach elohim m'rachephet 'al p'ne hammájim'. Als we dat op grond van wat in het hoofdstuk hiervoor gezegd werd zouden vertalen, zou hier moeten staan: 'De geest van de Elohiem zweefde over het water'. Wie of wat is de geest van de Elohiem? Dat is Christus, de Zonnelogos, God de Zoon. De Zonnelogos – de samensmelting van de Zonnegeest en de Logos in Christus - is de leider van de Zonnewezens, de Elohiem, de Geesten van de Vorm, die in de Hyperborese tijd hun woonplaats kregen op de Zon. Christus, ook het Woord of de Logos genoemd, is dus de werkelijke schepper van de hemel en de aarde waarover het begin van Genesis spreekt. Als Zonnelogos, als Godheid, was hij het die als goddelijke Geest door de Elohiem heen scheppend op Aarde werkte en zo van begin af aan de schepping van de Aarde en de aardemens leidde. Dat is wat de schrijver van Genesis 2:1 zegt in de zin '…ruach elohim m'rachephet 'al p'ne hammájim'.
Het Johannes evangelieZoals we hiervoor zagen spreekt in de Bijbel nog een andere ziener die tot dezelfde conclusie komt. Die ziener is Johannes, de schrijver van het Johannes Evangelie. Net als de schrijver van Genesis was ook Johannes een ingewijde die in de hoge geestelijke wereld kon schouwen. In de inleiding op zijn evangelie - de zogenoemde proloog - vertelt hij dat alles wat bestaat uit de Logos of het Woord is voortgekomen, geschapen is: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is'. Iets verderop schrijft hij: 'En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn openbaring aanschouwd, de openbaring als van de Eengebore uit de Vader, vol overgave en waarheid'. Uit deze zinnen blijkt duidelijk dat ook Johannes niet God de Vader, Jahweh of Jehova als de schepper van alles wat bestaat beschouwt, maar de Logos, het Woord, God de Zoon. Met andere woorden: Christus, de Zonnelogos, het later vlees geworden Woord. Bronnen
Beide van Rudolf Steiner. © Margarete van den Brink 2007-2025 - www.margaretevandenbrink.nl
|