![]() |
De Esoterische Evolutie - 14De indaling van het ik in de lichamelijkheidHet vorige hoofdstuk Jahwe en de tweede schepping, vertelde dat in de mens twee oorspronkelijk gescheiden wegen: de lichamelijke en de geestelijke, ooit samen kwamen en zich met elkaar verbonden. Daarmee werd de basis gelegd voor ons huidige menszijn. Dit onvoorstelbaar grote gebeuren vond plaats halverwege de Lemurische tijd. Voor de duidelijkheid nog eens het schema dat de Lemurische tijd laat zien in het kader van de menselijke evolutie. De Aarde-ontwikkeling en haar hoofdtijdperken:
In de Bijbel wordt dit grootse proces in de Lemurische tijd beschreven in Genesis 2 : 7. De verbinding tussen geest en lichamelijkheid (het geheel van het fysieke, etherische en astrale lichaam) voltrok zich doordat Jahweh-Elohiem (God, de Heer) geestelijke substantie, het ik, liet instromen in de lichamelijkheid van de wordende mens. De Bijbel beschrijft deze gebeurtenis als het inblazen van de levensadem door God de Heer, waardoor de mens een levend wezen werd. Rudolf Steiner vergeleek de indaling van het ik in de lichamelijkheid van de wordende mens met water dat beetje bij beetje in daarvoor bestemde vaten gedruppeld wordt. Op eenzelfde wijze werd het ik gedurende lange, lange tijden in de verschillende lichamen gedruppeld. Zoals verteld waren deze lichamen eerder door de Elohiem bewerkt en geschikt gemaakt een ik in zich op te nemen. Dat gebeurde tijdens de periode die in de Bijbel beschreven wordt als de zesde scheppingsdag. De lichamen van de wordende mensen namen deze nieuwe geestelijke kracht, dit ik, in zich op zoals een spons water in zich opneemt. En verbonden zich er mee. Gigantische veranderingen in de menselijke evolutieDe vereniging van ik en de lichamelijkheid bracht een miljoenen jaren durend proces op gang, dat gigantische veranderingen en totaal nieuwe ontwikkelingen teweegbracht in de evolutie van de mensheid. Om te beginnen in de situatie die in de Bijbel omschreven wordt als 'het Paradijs'. Een van de belangrijkste veranderingen die plaatsvonden was dat door de vereniging van het ik met de lichamelijkheid de van oorsprong androgyne (mannelijk-vrouwelijke) mens-in-wording in twee geslachten gescheiden werd: een mannelijk en een vrouwelijk: Adam en Eva. Een van de gevolgen daarvan was dat hierdoor de krachten van het boze toegang kregen tot de mens. Lucifer, in de vorm van een slang, verleidde Adam en Eva van de verboden vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. Daarmee deden ziekte en dood hun intrede in het mensenleven en ontstond het allereerste begin van karma, de werking van de wet van oorzaak en gevolg. Alles tezamen leidde dat tot wat in de Bijbel beschreven wordt als de uitdrijving uit het Paradijs. De mens kwam door dit proces dieper in het afdalingsproces naar de fysieke wereld terecht en werd daarmee steeds verder verwijderd uit de directe verbinding en omhulling van de goddelijke wereld. Een verbinding die in de Hyperborese zonovergoten lichtwereld nog sterk en vanzelfsprekend was. In de volgende hoofdstukken wordt ingegaan op wat er in de oer-paradijselijke toestand gebeurde. Om dat begrijpelijk te maken gaat dit hoofdstuk over het proces van de indaling van het ik in de verschillende lichamen van de mens en wat dat teweegbracht. Het lijkt een zijspoor, maar is het niet. Wat is het ik?Rudolf Steiner vertelt dat we het ik - dat ieder mens op aarde bezit - kunnen voorstellen als een op zich holle, geestelijke vorm of kracht waarbinnen zich processen afspelen. Het ik daalde in de loop van de evolutie af in de verschillende lichamen van de mens-in-wording en bracht daarmee de verbinding tot stand tussen de lichamelijkheid en de geestelijke wereld, zijn geestelijke mens. In het boek Theosofie beschrijft Steiner dat zo dat hij zegt dat het ik enerzijds zijn wortels in de lichamelijkheid heeft, dat wil zeggen in het astrale, het etherische en het fysieke lichaam, en anderzijds geopend is naar de wereld van de geest die hij in zich opneemt. Onderstaande tekening laat dit schematisch zien. Het deel van het ik dat zijn wortels in de verschillende lichamen heeft, creëerde in de loop van de evolutie dat wat later het 'lagere', 'alledaagse' of 'gewone' ik wordt genoemd. Ook wel het 'ego-ik' geheten. Het andere deel, dat zich opent naar de wereld van de geest, waardoor deze daarin werkzaam werd, bracht de verbinding met het 'hogere ik', het geestelijke zelf, tot stand. Net als onze verschillende lichamen, is ook ons ik een geschenk van de goden. Wij ontvingen het van de Elohiem, de Geesten van de Vorm. In de Lemurische tijd stonden zij 'ik-substantie' van zichzelf af en druppelden dat via Jahwe-Elohiem in de lichamen van de wordende mensen. Dankzij dit ik, deze gave van de Elohiem, konden wij werkelijk mens worden. Het ik en de innerlijke verbinding met de wereld van de geest die daardoor ontstond maakten dat wij een zelfstandige persoonlijkheid, een ik-mens op zichzelf, konden worden. Een mens die in de loop van de evolutie via een eigen bewustzijn vorm kon geven aan processen in de eigen ziel en deze kan sturen. Daardoor ontstond de mogelijkheid voor innerlijke groei en ontwikkeling. Met het voorgaande is nog lang niet alles over het ik gezegd. Ons ik is zo'n wonderbaarlijke, hoge, geestelijke kracht dat deze eigenlijk niet in aardse bewoordingen en voorstellingen te beschrijven is. Pas als we geestelijk verder ontwikkeld zijn zal zijn geheim en grootsheid op een dieper niveau voor ons opengaan. Wat is geest?'Geest' wordt in het esoterische christendom en de Antroposofie omschreven als hoog, alomvattend, scheppend bewustzijn. Deze geest, dit scheppende bewustzijn, stroomde tijdens de indruppeling in Lemurië via het ik, vanuit hoge geestelijke regionen in de wordende mens. En werd daar werkzaam. 'Geest' is een andere naam voor de goddelijke vonk in ons. Het maakt deel uit van het goddelijke. Dat goddelijke is de Logos, het Heilige Geest aspect van God de Zoon, de Schepper, de Zonnelogos. Zoals een druppel water in de zee deel uitmaakt van de hele zee, zo maakt de goddelijke vonk in ons deel uit van dit alomvattende goddelijke. Het goddelijke aspect werkt in ons als het geestelijke Zelf, ons ware wezen, ons werkelijke, hogere ik. Ik en geestelijk Zelf samen maken dat wij mensen zelfbewustzijn bezitten en zielsmatig en geestelijk kunnen groeien. Geestwerking op verschillende niveausBetekent het voorgaande nu dat de geest alleen in mensen werkt? Nee, dat is niet zo. Door het scheppingsproces van de mens werken geestelijke krachten ook in de dieren- en de plantenwereld. De werkzaamheid en de aanwezigheid van de geest kunnen we overal zien waar sprake is van leven, groei, voortplanting en fysieke uitdrukkingsvormen waar een wijze ordening van uitgaat. Wel is het zo dat de kracht van de geest in ieder onderdeel van de natuur: in planten, in dieren en in mensen, op een andere wijze leeft. Dat komt omdat zij in elk van hen in een bepaald deel van hun lichamelijkheid is afgedaald en daar werkzaam werd. In bomen en planten, bijvoorbeeld, werkt zij in het fysieke en etherlichaam en schept daar leven, vormen en groei. In dieren werkt de geest behalve in het fysieke lichaam en het etherlichaam, ook in hun astrale lichaam. Vandaar dat we bij dieren, naast leven, vorm, groei en voortplanting ook instinkten en emoties tegenkomen. Instinkt is niets anders dan wijsheid (geestwerking) op onbewust niveau. Instinkt, onbewuste wijsheid, zien we bijvoorbeeld aan het werk in de wijze waarop dieren hun nesten bouwen, vissen over duizenden kilometers hun paringsgronden kunnen terugvinden. En in de onbewuste wijsheid waarmee dieren hun jongen grootbrengen en opvoeden. In de mens werkt de kracht van de geest behalve in het fysieke lichaam, het etherlichaam en het astrale lichaam, ook in het ik. Daardoor hebben wij mensen, naast dat wat de planten en de dieren bezitten, ook zelfbewustzijn, ik-bewustzijn. Dankzij het ik lopen we rechtop en hebben wij het vermogen te denken en te spreken. Die menselijke eigenschappen maken dat wij kunnen ontwikkelen naar steeds hogere niveaus van menszijn, scheppend bewustzijn en bestaan. Dieren hebben die mogelijkheid niet. Dat komt omdat zij geen ik bezitten. Hun astrale lichaam was en is niet geschikt om een ik in zich op te nemen. Daardoor zijn zij op een bepaald niveau in de evolutie blijven steken. Zo ontstond het dierenrijk. Het voorgaande laat zien dat we mensen en dieren niet aan elkaar gelijk kunnen stellen. Net zo min als dat bij dieren en planten het geval is. Het dier is geen plant en de mens is geen dier. De mens behoort door zijn ik met de daarin werkende geest niet tot het dierenrijk maar tot het mensenrijk. Vandaar dat hij de kroon op de schepping wordt genoemd: het doel waar de goddelijke scheppende wezens vanaf het oerbegin naar toe hebben gewerkt. De schepping van de ziel in de verschillende lichamenHoe verliep die indruppeling in de lichamelijkheid nu in de tijd en wat voor gevolgen had dat? Als eerste bereikten de druppels of de kiemen van het ik door toedoen van Jahweh-Elohim (Genesis 2:7) het astrale lichaam. Dat was in de Lemurische tijd. Vandaar daalde het ik in de Atlantische tijd af naar het etherlichaam. Pas in de Na-Atlantische tijd trok het ik het fysieke lichaam binnen. Tijdens dit proces verankerde, 'wortelde' het ik zich in de verschillende lichamen. In het ik werd ook de daarmee verbonden geest, het geestzelf, werkzaam. Die werkzaamheid leidde opnieuw tot geweldige stappen in het scheppingsproces van de mens. Want wat gebeurde er? In samenwerking met andere hoge scheppende geestelijke wezens ontwikkelde Jahweh ín die menselijke lichamelijkheid een innerlijke wereld: de zielenwereld. Ofwel een binnenwereld, de ziel. Immers, wilde de mens als geestelijk wezen op aarde kunnen leven en ontwikkelen, dan had hij behalve verschillende lichamen en een ik, ook zielekrachten en een innerlijke belevingswereld nodig. Zonder dat zou hij niet tot een beleving en ervaring van zichzelf en de omgeving kunnen komen en geen ontwikkelingsweg kunnen gaan. Wat tijdens de indruppeling van het ik in het astrale lichaam, en later in het etherlichaam en nog weer later in het fysiek lichaam gebeurde, was dat Jahweh stap voor stap delen van die lichamen omvormde. In die omgevormde delen creëerde hij de verschillende delen van de ziel. Delen die later een geheel zouden vormen. De gewaarwordingszielAls eerste namen Jahweh en de andere hoge scheppende geestelijke wezens delen van het astrale lichaam en creëerden daaruit 'de gewaarwordingsziel'. De gewaarwordingsziel vormt met zijn primaire krachten, zoals zijn driften, hartstochten, begeertes, behoeftes en emoties, de basis van onze ziel. Daardoor kunnen we via ons ik onze elementaire behoeftes en impulsen 'gewaarworden': voelen en ervaren. Met dit gewaarworden, dit primaire voelen en beleven, ontstond een allereerste vorm – zij het nog heel elementair - van een innerlijk bewustzijn. Het scheppingsproces van de gewaarwordingsziel in het astrale lichaam nam de hele verdere Lemurische tijd in beslag en duurde miljoenen jaren. De verstands-gemoedszielHet volgende gebied waar Jahweh en de hoge geestelijke wezens scheppend werkten, was het etherlichaam. Dat gebeurde in de Atlantische tijd. Delen van het etherlichaam werden omgevormd tot wat genoemd wordt 'de verstands-gemoedsziel'. Daarmee werd de basis gelegd voor het denken en het bewustere gevoel als bewustzijnskrachten in de ziel. In de menselijke evolutie vormden het denken en het gevoel lange tijd één geheel. Onze huidige wijze van denken waarin denken en gevoel gescheiden zijn, begint pas in de Grieks-Romeinse periode in de Na-Atlantische tijd, zo rond het begin van onze jaartelling. Door de scheppende activiteit van ik én geest in het etherlichaam in de Atlantische tijd ontstond een geweldig omvangrijk herinneringsvermogen in mensen. De bewustzijnszielIn de loop van de Na-Atlantische tijd werd het derde en laatste deel van de ziel gecreëerd. Door omvorming van geestelijke krachten van het fysieke lichaam schiepen Jahweh en zijn helpers de bewustzijnsziel. Dat gebeurde nadat de reeds bestaande zieledelen: de gewaarwordingsziel en de verstands-gemoedsziel, verder waren uitgevormd en behalve het emotie- en begeerteleven ook het gevoel, het denken en de wil verder ontwikkeld werden. En daarin de werking van het ik. De bewustzijnsziel van ons mensen is dus in wezen nog vrij jong. De ontwikkeling daarvan begon rond de 14e, 15e eeuw na Christus. De ontwikkeling van de ziel en ons ik, maakte dat wij mensen ons in de loop van de tijd steeds meer bewust konden worden van ons eigen denken, ons gevoel, onze wil en ons handelen, dus van onszelf én van de mensen en de wereld om ons heen. Bewustwording betekent: ervaren, beleven, voelen, denken, tot inzicht komen en begrijpen. Zo kunnen we waarheid en essentie vinden en vandaaruit leren handelen. De bewustzijnsziel: overgang naar de geboorte van de geestKenmerkend voor de bewustzijnsziel van ons mensen is dat zij een tweeledig karakter heeft. Enerzijds hoort zij - doordat de ontwikkeling van de ziel met dit deel werd afgerond - tot onze zielewereld. Anderzijds opent zich in haar ook de deur naar de wereld van de geest. Dat wil zeggen naar ons geestelijke zelf, maar ook naar de geestelijke wezens in de geestelijke wereld. Zowel de positieve, opbouwende, als de negatieve geestelijke wezens. Daarmee zijn wij in onze huidige tijd aangekomen. Doordat wij mensen behalve in onze gewaarwordingsziel en onze verstands-gemoedsziel, ook steeds meer in onze bewustzijnsziel leven en in ons innerlijk de deur naar de wereld van de geest steeds meer opengaat, stellen we onszelf vragen en hebben we toenemend behoefte aan inzicht in de diepere achtergronden van het leven en de reden en de essentie van ons bestaan. Anderszijds komen we in onszelf ook geestelijke krachten tegen waar wij nog weinig of geen greep op hebben. Het is niet overdreven te stellen dat wij mensen in onze tijd pas aan onze werkelijke aarde-opdracht toekomen. Al het voorgaande, heel die ontwikkeling van de verschillende lichamen, de ziel en het ik, is daartoe slechts voorbereiding. In onze tijd is de aardse behuizing gereed en kan en wil dat wat diep in ons innerlijk als ons werkelijke Zelf leeft, geboren worden en tot werkzaamheid komen. Het geeft aan op welk belangrijk én kritiek punt wij mensen op dit moment in de evolutie staan. Tot slotZoals vermeld was het bovenstaande nodig om de gebeurtenissen in het Paradijs in het juiste perspectief te kunnen plaatsen. De volgende hoofdstukken gaan daarover. BronnenRudolf Steiner, Theosofie, essentie van het mens-zijn, GA 9 Rudolf Steiner, Das Hereinwirken Geistiger Wesenheiten in den Menschen, GA 102 Rudolf Steiner, Menschheits-Entwicklung und Christus-Erkenntnis, GA 100. Engelse vertalingen hiervan zijn te vinden op https://rsarchive.org © Margarete van den Brink 2007-2025 - www.margaretevandenbrink.nl
|