De Esoterische Evolutie - 4 

De schepping van het etherlichaam

De Oude Zon

In voorgaande hoofdstukken zagen we hoe de evolutieweg van ons mensen volgens de esoterische traditie verloopt. Die weg bestaat (vooralsnog) uit zeven verschillende planetaire fasen die elk verschillende bewustzijnstoestanden kennen.

Ik gaf dat schematisch als volgt weer:

1.
Oude Saturnus

Basis fysieke lichaam:
diep trancebewustzijn
7.
Vulcanus

Ontwikkeling geestmens (atman)
door omvorming fysieke lichaam:
zelfbewust scheppend albewustzijn
2.
Oude Zon

Etherlichaam wordt
toegevoegd:
diep slaapbewustzijn
6.
Venus

Ontwikkeling levensgeest (boeddhi)
door omvorming etherlichaam:
zelfbewust leven scheppend bewustzijn
3.
Oude Maan

Astraallichaam wordt
toegevoegd:
droomachtig beeldbewustzijn
5.
Oude Maan
Jupiter
Ontwikkeling geestzelf (manas)
door omvorming astraallichaam:
zelfbewust beeldbewustzijn
4.
Aarde

Het ik wordt toegevoegd:
verbinding tussen de drie lichamen
en het geestelijk Zelf:
helder dagbewustzijn, zelfbewustzijn

De Oude Zon: de toevoeging van het etherlichaam aan het fysieke lichaam

In het vorige hoofdstuk werd de ontwikkeling op de Oude Saturnus toestand geschetst. In dit hoofdstuk ga ik in op het proces op de Oude Zonnetoestand, de situatie waarin aan het fysieke lichaam dat – nog in geestelijke vorm - in wording verkeert, het etherlichaam werd toegevoegd. Het etherlichaam doortrok het fysieke lichaam met vitaliteit, met leven, en bracht het daarmee tot 'leven'. Het etherlichaam wordt daarom ook het 'levenslichaam' genoemd.

Toen in de Oude Saturnus toestand alle scheppingstaken volbracht waren, ging deze planetaire toestand over in pralaya. 'Pralaya', is de toestand waarin alles wat geschapen werd zich weer terugtrekt in de geestelijke wereld en daarmee in zijn uiterlijke vorm verdwijnt. Dat betekent niet dat er een periode van rust en inactiviteit intreedt. Integendeel. Ook tijdens de pralayatoestand gaat de scheppende activiteit van de hemelse hiërarchieën verder. Alles wat in de voorgaande periode werd voortgebracht, wordt nu, in de geestelijke wereld, geconsolideerd en vervolgens zó bewerkt dat deze zich in de volgende planetaire toestand verder kan ontwikkelen.

Ook is het zo dat de hoge geestelijke hiërarchische geestelijke wezens die in de afgelopen Saturnus periode hun scheppingswerk verrichtten, nieuwe scheppende vermogens ter beschikking kregen.

Want, net als mensen, kennen ook scheppende geestelijke wezens ontwikkeling! Zij groeien en vermeerderen hun vermogens door hun werk aan de schepping, met name aan de schepping van de mens. Deze maakte het mogelijk dat de scheppende geestelijke wezens hun scheppingswerk ook in de nieuwe planetaire situatie, de Oude Zon, konden voortzetten en uitbouwen. Daarmee werd tegelijkertijd de tweede planetaire toestand geestelijk voorbereid.

Toen de Oude Zon – na de pralaya toestand - tevoorschijn kwam, werd, in een enigszins gewijzigde vorm, allereerst het ontwikkelingsproces van de Oude Saturnustoestand herhaald. Dergelijke herhalingen treden op het niveau van de schepping altijd op. Dat is een geestelijke wetmatigheid. We vinden dat ook in onze tijd terug. Denk aan het feit dat een baby in het lichaam van de moeder in zijn ontwikkeling vóórdat het geboren wordt, alle voorafgaande fasen in de menselijke evolutie doormaakt.

Pas als de herhaling van de eerdere fasen heeft plaatsgehad ontstaat de lichamelijkheid waarmee de nieuwe mens op aarde kan leven. En pas dan kan hij geboren worden.

Op zelfde wijze herhaalde de Oude Zonnetoestand de Oude Saturnus ontwikkeling. Tegelijkertijd onderging het in aanleg gevormde fysieke mensenlichaam de veranderingen die het geschikt maakte een etherlichaam of levenslichaam in zich op te nemen.

Als wij nu, in onze tijd, terug zouden kunnen kijken op het scheppingwerk op de Oude Zon, zouden we zien dat de scheppende geestelijke wezens die tijdens de eerste planetaire toestand aan het in ontwikkeling verkerende fysieke lichaam werkten, ook dan weer actief zijn. Behalve de Serafijnen en de Cherubijnen zijn dat onder anderen de Geesten van de Wijsheid, de Geesten van de Beweging, de Geesten van de Vorm, de Geesten van de Persoonlijkheid, de Aartsengelen en de Engelen.

Ieder op zich én gezamenlijk leiden zij (delen van) de herhaling van de Saturnustoestand, brengen de noodzakelijke verfijningen in het fysieke lichaam aan en voegen op een gegeven moment het etherlichaam toe. Met behulp van dit etherlichaam legden zij vervolgens de grondslag voor de aanleg van nieuwe organen in het wordende fysieke lichaam.

Op de Oude Zon werd de warmtestof van Saturnus gedeeltelijk omgewerkt in de gasachtige luchtsubstantie die bij deze tweede toestand past.

Voorbeelden van het scheppingswerk op de Oude Zon

Nadat het fysieke lichaam aan het begin van de Oude Zon de nodige veranderingen had ondergaan, stroomden Geesten van de Wijsheid (de Kyriotetes) van zichzelf 'leven' uit. Dat wil zeggen etherkracht, levenskracht en vormden daaruit het etherlichaam van de mens. Dat etherlichaam doortrok vervolgens het wordende fysieke lichaam en schonk het 'leven'. Daarmee ontstond voor het eerst in de menselijke evolutie een weliswaar rudimentair, maar wel levend fysiek lichaam.

Vervolgens schiepen hoge geestelijke wezens: Serafijnen en Geesten van de Persoonlijkheid, gebruikmakend van de vormende levenskrachten van het etherlichaam, de aanleg van nieuwe organen.

Dat deden ze door de zintuigorganen die in de Saturnusfase geestelijk gevormd werden, om te vormen tot een eerste aanleg van wat wij tegenwoordig het klierstelsel, de stofwisselingsorganen (maag, darmen, enzovoort) en de voortplantingsorganen noemen. Al deze organen kwamen ooit voort uit de allereerste zintuigorganen.

Ook het zintuigstelsel zelf: de aanleg van het oog, het oor, de smaak, enz. werd in de Zonneperiode verder verfijnd en uitgebouwd. Zo ook het strottenhoofd.

Het zenuwstelsel dat in onze tijd nauw met het zintuigstelsel verbonden is, was in die tijd nog niet aanwezig. Dat ontstond pas op de Oude Maan toen het astraallichaam werd toegevoegd.

Een belangrijk gegeven is dat in de Zonneperiode de Cherubijnen - scheppende geestelijke wezens uit de hoogste hierarchie - in het etherlichaam de kiem voor de ontwikkeling van de levensgeest, boeddhi, legden. Net zoals tijdens de Saturnus periode de Tronen de basis legden voor de latere geestmens.

Dankzij deze kiemen kunnen wij mensen in de verre toekomst, in de 6e en 7e planetaire toestand, de hogere delen van onze goddelijke kern tot ontwikkeling en uitdrukking brengen.

Tenslotte verschenen tijdens de Zonnetoestand door een nieuwe ingreep van de Geesten van de Wijsheid de allereerste aanzetten tot wat we later gevoelens van sympathie en antipathie zouden noemen. In dit stadium zijn ze beslist nog geen 'gevoel' of 'emotie'. Maar de eerste aanzet daartoe is er dan al wel.

Alles tezamen maakte dat in de wordende lichamelijkheid naast het diepe trancebewustzijn uit de Saturnuspperiode een iets minder 'onbewust bewustzijn' ontstond: het diepe slaapbewustzijn.

Ook in onze tijd kennen wij deze bewustzijnstoestand uit de Oude Zonneperiode nog: we vallen erin terug als wij 's-nachts de diepe droomloze slaap binnengaan. Maar ook als wij - door wat voor reden ook - bijvoorbeeld als gevolg van een ongeluk of ziekte - bewusteloos raken.

Het is interessant te weten dat ook de huidige planten en bomen dit diepe slaapbewustzijn bezitten. Dat komt omdat zij behalve een fysiek, materieel lichaam, dat je kunt zien en beetpakken, ook een etherlichaam of levenslichaam hebben. Daardoor 'leven' ze. En alles wat leeft heeft bewustzijn – ook al is het nog zo onbewust.

In het volgende hoofdstuk komt de derde planetaire fase aan de orde: de Oude Maan toestand. Dan vinden opnieuw interessante ontwikkelingen plaats in de oertijd van onze evolutie.

Voordat dat zo is gaat de Oude Zonnetoestand over in pralaya, en daarmee terug naar de geestelijke wereld.


Literatuur
  • Rudolf Steiner: De Akashakroniek. De ontwikkeling van mens en aarde. GA 11.
  • Rudolf Steiner: De wetenschap van de geheimen der ziel. Herkomst en bestemming van de mens.GA 13
  • Rudolf Steiner: Kosmogonie, de voordrachten op 10 juni en 11 juni 1906. GA 94
  • Dankmar Bosse: The Mutual Evolution of Earth and Humanity. SteinerBooks, Incorporated.
    Oorspronkelijke titel: Die gemeinsame Evolution von Erde und Mensch.

© Margarete van den Brink 2007-2025 - www.margaretevandenbrink.nl

 

naar boven