![]() |
De Esoterische Evolutie - 17Het uittreden van de Maan en de gevolgenIn het vorige hoofdstuk De androgyne mens in oudheid en paradijs, werd verteld dat halverwege de Lemurische tijd een aantal zeer ingrijpende veranderingen plaatsvonden die grote gevolgen hadden voor de verdere evolutie van de mensheid en de Aarde. Behalve de scheiding in twee geslachten en de inslag van het boze, was er het ingrijpende gebeuren dat de Maan zich losmaakte uit zijn verbinding met de Aarde en een zelfstandig hemellichaam werd. Dit hoofdstuk gaat vooral in op deze laatste gebeurtenis. Zoals we zullen zien heeft de afscheiding van de Maan nauw met de scheiding in twee geslachten te maken. Om te begrijpen waarom de Maan en de Aarde zich van elkaar losmaakten, moeten we eerst de grote overzichten over de ontwikkeling van de Aarde weer voor de geest halen. De Aarde kent zeven verschillende planetaire toestanden. Zij bevindt zich nu in haar vierde planetaire toestand, de Aardefase. Drie gingen haar vooraf en drie zullen er nog volgen. Ze heten:
De Aarde zoals zij in de huidige vierde toestand bestaat, kunnen we weer onderverdelen in zeven verschillende tijdperken. Net als in de grote planetaire toestanden ontwikkelt de schepping zich tijdens die tijdperken verder en zet de mens opnieuw volgende, stappen in zijn evolutie. En met de mens heel de Aarde en alles wat daar op leeft.
Wij leven in onze tijd in het 5e tijdperk, het Na-Atlantische, dat zo'n 12.000 jaar geleden begon. Hoe was het ook al weer? Heel ons zonnestelsel, dat wil zeggen de Zon als centrale ster met al zijn planeten, inclusief de Aarde en de Maan, maakte ooit deel uit van één groot alomvattend 'wereldlichaam'. Dit wereldlichaam was alomvattend omdat het vanaf de Oude Saturnustoestand alle planetaire toestanden die zich later zouden ontwikkelen, in geestelijke toestand al in zich droeg. Het vormde als het ware de blauwdruk van het goddelijke plan dat vanaf de oertijd aan heel de schepping ten grondslag ligt. Alles wat we tegenwoordig om ons heen zien, op Aarde en als ons zonnestelsel, is uit dit geestelijke oerlichaam of wereldlichaam voortgekomen. Afsplitsingen uit de oereenheidDe schepping trad in verschijning doordat hoge scheppende geestelijke wezens, de Elohiem, in dienst van de godheid, de Logos of het Woord, uit die geestelijke, alomvattende eenheid delen afscheidden en daar stap voor stap, nieuwe vormen uit creëerden. Uit die vormen schiepen zij vervolgens weer onderverdelingen. Zo ontstond vanuit de oer-eenheid, vanuit dat alomvattende geestelijke wereldlichaam, geleidelijk aan een veelheid aan steeds weer nieuwe verschijningsvormen waaruit andere vormen tevoorschijn kwamen. Ook het menselijke lichaam maakte in zijn geestelijke oervorm ooit deel uit van dit alomvattende wereldlichaam en werd daar ooit stap voor stap uit afgescheiden. En ook uit dit oermenselijke lichaam kwamen weer afsplitsingen voort. In een van de vorige hoofdstukken werd beschreven hoe de Elohiem uit de oorspronkelijke, meer geestelijke lichamelijkheid van de mens, delen afscheidden waaruit later het plantenrijk met heel zijn rijkdom en variatie ontstond. Dat begon al tijdens de Oude Zonnetoestand. Tijdens de Oude Maanperiode splitsten zich delen af die later de basis vormden voor het dierenrijk. Het evolutieproces van mens en aarde kenmerkt zich door voortdurende afsplitsingen en verzelfstandigingen. Van differentiatie. Dat proces is overal waar te nemen. De afsplitsingen sluiten enerzijds een oude ontwikkelingsfase af, maar openen anderzijds nieuwe ontwikkelingen en vormen naar de toekomst. De afsplitsingen uit de oer-lichamelijkheid van de mens veroorzaakten niet alleen de totstandkoming van de grondslag van het planten- en het dierenrijk, maar bewerkten ook dat de menselijke lichamelijkheid geschikt gemaakt werd een ik en een geest in zich op te nemen. Daarmee werd een uitermate ingrijpende, nieuwe stap in het wordingsproces van de mens gezet. Centraal in de schepping: de ontwikkeling van de mensHet voorgaande laat zien dat de uiterlijke omstandigheden zoals zij in de schepping tevoorschijn treden het gevolg zijn van ontwikkelingsimpulsen die uit het innerlijk van de mens en uit de schepping zelf voortkomen. De gangbare wetenschap gaat van de gedachte uit dat de mens zich ontwikkelde als gevolg van toevallige veranderingen in de omgeving. Nee, zegt het esoterische christendom. Waar het in de evolutie om gaat, wat centraal staat, is de ontwikkeling van de mens naar steeds hogere niveaus van bewustzijn en bestaan. Van waar menszijn dus. Die opgave loopt als een rode draad door alles heen. Het is het intrinsieke doel waar al het andere uit voortkomt en mee te maken heeft. De uiterlijke omstandigheden passen zich steeds opnieuw aan de van binnenuit komende ontwikkelingsimpulsen aan, ondersteunen deze en maken ze zo tot realiteit. In de loop van het miljarden jaren durende evolutieproces op Aarde scheidden de Elohiem uit het oer-wereldlichaam niet alleen de verschillende planeten af, maar ook de Zon. In de Polaire tijd waren dat als eerste de planeten Saturnus, Jupiter en Mars. In de Hyperboresche tijd de Zon, later gevolgd door de planeten Venus en Mercurius. Aan het begin van de Lemurische tijd zijn van die oorspronkelijke wereldlichamelijkheid alleen de Aarde en de Maan nog met elkaar verbonden. De Aarde die de Maan ín zich draagt, heeft dan inmiddels verschillende oertoestanden doorgemaakt: het warmte-achtige, het luchtachtige, het lichtachtige en het waterachtige. Elementen die op dat moment het leven op Aarde bepalen. Maar ook hier gaat de schepping verder. In de loop van de Lemurische tijd maken de scheppende wezens een begin met het invoegen van het vaste, minerale element in het bestaande. Waarom gebeurde dat? Dat vond plaats omdat de mens zijn ik- of zelfbewustzijn alleen kan ontwikkelen in een fysiek lichaam en een fysieke omgeving die uit stevige minerale stoffelijkheid bestaat. Dat wil zeggen uit een fysiek lichaam met beenderen en botten en een Aarde-stoffelijkheid met zand, stenen, rotsen, en mineralen als ijzer, koper en dergelijke. De mens heeft de vaste wereld van de materie nodig om innerlijk wakker te kunnen worden en tot zelfbewustzijn te komen. Het verdichtingsproces van de MaanWe keren terug naar situatie halverwege de Lemurische tijd waarin de verbinding tussen de Aarde en de Maan nog bestond. De Aarde droeg de Maan nog in zich. Dat betekende dat de geestelijke krachten van de Maan direct doorwerkten in de Aarde. Dat was ook nodig want heel het proces van geleidelijke verdichting via de elementen warmte, lucht, licht en water naar het vaste, minerale element, kon zich in de Lemurische tijd alleen voltrekken dankzij de inwerking van maankrachten. Waren deze er niet geweest dan had het verdichtingsproces zich niet kunnen voltrekken. Toch ontstonden op een gegeven moment problemen. Dat kwam omdat het verdichtingsproces zo snel dreigde te gaan dat de menselijke lichamen voortijdig zouden verharden en verstarren. Het gevolg zou zijn dat de zielen en ikken van de wordende mensen daar niet meer in zouden kunnen incarneren. Laat staan daar in groeien en ontwikkelen. Dat gevaar kon alleen voorkomen worden door de Maan met haar verdichtende maankrachten terug te trekken uit haar verbinding met de Aarde en als Maan van buitenaf op haar in te werken. En zo gebeurde het. De afscheiding van de MaanRudolf Steiner vertelt dat zo'n 160 miljoen jaar geleden in een proces dat op zich ook weer vier miljoen jaar duurde, de Maan geleidelijk aan afgescheiden werd van de Aarde. Dat kon toen nog omdat de stoffelijkheid van de Aarde en de Maan niet vast, maar nog overwegend vloeibaar, waterachtig was. Je kunt je van dat proces een voorstelling maken, zei Rudolf Steiner, door een grote 'druppel' voor je te zien – de Aarde die de Maan nog in zich heeft – waaruit zich heel geleidelijk aan een kleinere druppel vrijmaakt, de latere Maan. Wat was er gebeurd als dit proces niet had plaatsgehad? Dan waren de lichamen van de mensen, de dieren en de planten door dit verdichtingsproces van de Maan steeds meer verhout en verdord en was de Aarde uiteindelijk leeg en doods geworden. Net als de huidige Maan. Er was dan geen leven meer mogelijk geweest. De zes ElohiemDe belangrijkste voltrekkers van dit afscheidings- en ontwikkelingsproces waren, zoals we zagen, de Elohiem uit de tweede hierarchie, de Geesten van de Vorm. Zeven van deze hoge Elohiem leidden tezamen met andere hoge scheppende geestelijke wezens het scheppingswerk op Aarde in de Polaire, de Hyperboresche en de Lemurische tijd. Zij hadden zich door hun 'zesdagen scheppingswerk' (het scheppingsproces in zes 'dagen' zoals dat in Genesis 1 in de Bijbel beschreven staat) zo hoog ontwikkeld dat zij tot een soort eenheidsbewustzijn waren gekomen. Met het afronden van hun voorlopige taak én het bereiken van dit eenheidsbewustzijn, trokken zes van deze Elohiem zich om verschillende redenen op 'de zevende dag' terug op de Zon. Van dat moment af werkten zij via het zonlicht van buitenaf op de Aarde en de zich ontwikkelende schepping in. Jahwe-ElohiemDe zevende Elohiem die deel uitmaakte van deze groep van Elohiem die het eenheidsbewustzijn had bereikt, Jahwe-Elohiem, bleef achter. Jahwe-Elohiem is zoals verteld, ook bekend als de God van Israël uit het Oude Testament in de Bijbel. Als zodanig wordt hij ook Jehova of Adonai genoemd. Hij bracht het offer om achter te blijven op Aarde en niet met de andere zes Elohiem mee te gaan naar de Zon. Zijn gebied werd het maangedeelte van de Aarde. Doordat hij op Aarde met de Maan verbonden bleef en daarin werkte, kon in de Lemurische tijd een begin gemaakt worden met het verdichtingsproces naar de vaste stoffelijkheid. De Maankrachten die de verdichting bewerkstelligden zijn in wezen dezelfde als de hoge scheppingskrachten van Jahwe-Elohiem. Toen halverwege de Lemurische tijd de noodzaak ontstond dat de Maan zich omwille van de ontwikkeling de mensheid los moest maken van de Aarde, was het Jahve-Elohiem die deze afscheiding voltrokt. Tijdens dat hele gebeuren bleef hij met het Maangedeelte verbonden. Dat betekende dat hij met de Maan mee uit de Aardetoestand vertrok. Van die tijd af zond ook Jahwe-Elohiem van buitenaf zijn krachten naar de Aarde en de schepping, maar dan vanaf de Maan. De samenwerking tussen Zon, Maan en AardeNa de uittreding van de Maan ontstond de situatie dat aan de ene kant geestelijke krachten vanuit de Zon werken en aan de kant geestelijke krachten vanuit de Maan. Tussen hen in bevond zich, op Aarde, de zich ontwikkelende mensheid. Beide geestelijke krachten, die van de Zon en die van de Maan zijn nodig om de voortgaande menselijke evolutie in de juiste banen te leiden. Hoe wezenlijk de samenwerking tussen de krachten van de Zon en die van de Maan ten behoeve van het leven op Aarde is, zagen we al aan het voorbeeld in het vorige hoofdstuk. Daar werd beschreven dat op Bonaire het zeekoraal ieder jaar in de maand september, 7 dagen na volle maan, 3 uur na zonsondergang, kuit schiet waardoor bevruchting en voortplanting plaatsvindt. Dit laat duidelijk het verband zien tussen de stand van de Zon en de Maan ten opzichte van de Aarde en de invloed daarvan op haar schepselen. Ook op andere plekken in de wereld is dit fenomeen waar te nemen. Het einde van de dubbelgeslachtelijkheidDe afscheiding van de Maan had grote gevolgen voor de menselijke lichamelijkheid. Zolang de Maan met de Aarde verbonden was, was de lichamelijkheid van de wordende mens dubbelgeslachtelijk: mannelijk-vrouwelijk. Met het uittreden van de Maan en de nieuwe relatie die tussen de Maan, Zon en de Aarde ontstond, kwam daar verandering in. De van buitenaf werkende maankrachten van Jahwe-Elohiem zorgden er voor dat binnen het voortplantingsorgaan van het menselijke lichaam geleidelijk aan een scheiding in twee groepen ontstond. Volgens Rudolf Steiner had één groep een meer 'geestelijke ziele-kiemkracht' , en de andere een meer 'etherisch-belevende kiemkracht'. Met die splitsing werd de eerste stap gezet in de richting van de scheiding in twee geslachten. In de loop van de tijd verschenen er steeds duidelijker mensen met een mannelijk en met een vrouwelijk lichaam. Elk met hun eigen geslachtskenmerken. Door deze ontwikkelingen kon de mens in de loop van de tweede helft van Lemurië al niet meer uit zichzelf nakomelingen voortbrengen. Voortplanting werd alleen mogelijk door samenwerking van de twee geslachten met elkaar. Het mannelijke lichaam had het vrouwelijke lichaam nodig om zich voort te planten en het vrouwelijke het mannelijke. Waarom was er een scheiding in twee geslachten nodig ? Waarom bestaan er vrouwen en mannen? Daarover gaat het volgende hoofdstuk. Bron
© Margarete van den Brink 2007-2025 - www.margaretevandenbrink.nl
|